Functiewoorden

Functiewoorden

  • Je weet de betekenis van veel voorkomende functiewoorden.
  • Je kunt met behulp van functiewoorden de functie van een alinea benoemen.
  • Je leert teksten beter te begrijpen.
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Functiewoorden

  • Je weet de betekenis van veel voorkomende functiewoorden.
  • Je kunt met behulp van functiewoorden de functie van een alinea benoemen.
  • Je leert teksten beter te begrijpen.

Slide 1 - Diapositive

Jullie doen allemaal wel eens boodschappen in de supermarkt.

Slide 2 - Diapositive

Elke stelling een functie 1
Loop je vanaf de ingang door de supermarkt dan herken je vanzelf de functie van elke stelling. De macaroni staat in een andere stelling dan de bevroren pizza's.

Slide 3 - Diapositive

Elke alinea een functie 1
In een tekst heeft elke alinea een functie. Die hangt meestal niet als tussenkopje boven die alinea. Al lezend herken je de functie van de woorden en zinnen.

Slide 4 - Diapositive

Elke alinea een functie 2
Je verwacht de oplossing niet in de inleiding en de oorzaken niet aan het einde van de tekst.

De macaronizakken staan ook niet naast de pizzadozen.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Functiewoord
Omschrijving
Aanbeveling (=goede raad)
De schrijver geeft een advies aan de lezer
Probleemstelling (=probleem)
De schrijver geeft aan over welk probleem de tekst gaat
Tegenwerping (=reactie)
Een reactie op een bepaalde mening. Tegenwerping kan ook een argument zijn tegen een eerder gegeven mening
Uitwerking (=informatie)
De schrijver geeft extra informatie over (deel)onderwerp
Verklaring (=uitleg)
De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is
Weerlegging (=ontkrachting)
Ontkrachting: schrijver toont aan dat een argument niet klopt

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 9 - Quiz

Functiewoorden.
Wat is een constatering?
A
Het vaststellen van een feit of verschijnsel.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel of situatie.

Slide 10 - Quiz

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
Huiswerk: maken opdracht 1 & 2, vanaf bladzijde 138.

Klaar? Ga verder met opdracht 4


timer
20:00

Slide 12 - Diapositive