Havo 2 Oefentoets Kapitel 3 Wien , Lektion 1-6 en zinsontleding

 Kapitel 3 Wien- Oefentoets 
Kapitel 3: Lernbox, Redemittel zinnen en grammatica

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

 Kapitel 3 Wien- Oefentoets 
Kapitel 3: Lernbox, Redemittel zinnen en grammatica

Slide 1 - Diapositive

Übersetze: Was (bedeuten) die Symbole?

Slide 2 - Question ouverte

Übersetze: Bist du (fertig)?

Slide 3 - Question ouverte

Übersetze: Ich bin (zu Hause).

Slide 4 - Question ouverte

Übersetze: (der Alltag) ist wunderschön.

Slide 5 - Question ouverte

Übersetze: Deutsche haben (durchschnittlich) zwei Kinder.

Slide 6 - Question ouverte

Übersetze: Eet smakelijk!

Slide 7 - Question ouverte

Übersetze: Wat wilt u eten?

Slide 8 - Question ouverte

Übersetze: Kan ik pinnen?

Slide 9 - Question ouverte

Übersetze: Het eten was helaas koud.

Slide 10 - Question ouverte

Übersetze: Kunt u dat herhalen?

Slide 11 - Question ouverte

Übersetze: Soll ich dir die Innenstadt von Wien (zeigen)?

Slide 12 - Question ouverte

Übersetze: Ich habe das Rezept in der (Zeitung) gelesen.

Slide 13 - Question ouverte

der Kuchen
die Butter
das Obst
der Käse
die Milch
der Tee

Slide 14 - Question de remorquage

das Gemüse
die Suppe
das Brötchen
das Frühstück
der Orangensaft
der Kaffee

Slide 15 - Question de remorquage

Grammatik wiederholen
Je kunt de "der-Gruppe"  en de "ein-Gruppe" toepassen in de 1e, 3e en 4e naamval  
1e naamval= onderwerp = ow
3e naamval: meewerkend voorwerp = mv
4e naamval: lijdend voorwerp =lv

Slide 16 - Diapositive

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het ow?

Slide 17 - Question ouverte

De hij/hem regel:
Het onderwerp in een zin kan je vervangen door.....(noteer!)

Slide 18 - Question ouverte

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het lv?

Slide 19 - Question ouverte

De hij/hem regel:
Het lijdend voorwerp in een zin kan je vervangen door.....(noteer!)

Slide 20 - Question ouverte

Ich kaufe meiner Mutter eine Torte.
Wat is het mv?

Slide 21 - Question ouverte

Hoe vraag je naar het meewerkend voorwerp?

Slide 22 - Question ouverte

Vul in: D.. Mann gibt d.. Frau ein.. Kuss (m) .
A
der - der - ein
B
der - der - einen
C
der - die - einen
D
der - dem - ein

Slide 23 - Quiz

Oefen verder met " Versterk jezelf"  op de site!
Of herhaal opdracht 11 t/m 13 op blz. 132-133.

Slide 24 - Diapositive

du of Sie?
een oudere vrouw op straat

Slide 25 - Question ouverte

du oder Sie?
Een leeftijdsgenoot werkt in de winkel en je vraagt haar/hem iets.

Slide 26 - Question ouverte

du oder Sie?
Je wil iets aan je oom vragen

Slide 27 - Question ouverte

du oder Sie?
Je praat met je grootvader

Slide 28 - Question ouverte

du oder Sie?
Je praat met een verkoopster van ca. 20 jaar in de winkel

Slide 29 - Question ouverte

Leer ook alle woordjes goed! 

Slide 30 - Diapositive