Herhaling H1 De industriële samenleving moi deel 1

Herhaling H1 
De industriële samenleving in Nederland
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 9 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H1 
De industriële samenleving in Nederland

Slide 1 - Diapositive

P1 1850- 1900 > Nederland industrialiseert

Slide 2 - Diapositive

Hoe noemen we dit tijdvak?
Welk symbool hoort daarbij?

Slide 3 - Question ouverte

Tijd van burgers en stoommachines
1800-1900
symbool 

Slide 4 - Diapositive

Leerdoel
Leerdoelen voor deze paragraaf 1.1

Je weet welke invloed de spoorlijnen hadden op reisafstanden.

Je kent de oorzaken van de groeiende industrie en diensten.

Je weet wat de gevolgen van de groeiende industrie en diensten waren.

Je kunt uitleggen wat de industrialisatie betekende voor de diensten en de landbouw.

Slide 5 - Diapositive

Welk begrip hoort bij:
Ingrijpende verandering in de productiemethoden waarbij handarbeid werd vervangen door machines.

A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 6 - Quiz

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Uitbreiding van de industrie
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 7 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 8 - Quiz

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 9 - Quiz

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 10 - Quiz

In welke beroepen begon de Industriele revolutie?

A
Handel en nijverheid
B
Handel en landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 11 - Quiz

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

  • Belangrijke uitvindingen: Spinning Jenny, de schietspoel en de stoommachine

Slide 12 - Diapositive

Welke invloed had de stoomtrein/spoorlijnen op de
de reisafstand?
A
De klok werd in Nederland gelijk gezet
B
De reistijd werd veel korter
C
Verre gebieden waren beter bereikbaar
D
De melk werd zuur

Slide 13 - Quiz

van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Gebruik je tekstboek pagina 13.
Noem twee oorzaken industrialisatie.

Slide 16 - Question ouverte

Oorzaken industrialisatie NL

  • Overheid hielp met het opzetten van textielfabrieken (landbouw/handel leverde te weinig op)
  • Nederland verwerkte producten uit Nederlands-Indië tot eindproducten.
  • De gunstige ligging van Nederland (Noordzee) konden producten snel verhandeld worden (achterland)
  • De bevolking groeide hard, er waren genoeg arbeidskrachten 




Slide 17 - Diapositive

Gebruik je tekstboek pagina 13 en 14.
Noem twee gevolgen industrialisatie.

Slide 18 - Question ouverte

Gevolgen Industriële revolutie
  • Meer mensen gingen in steden wonen
  • De meeste mensen werken in industrie en diensten.
  • Arbeiders werkten in loondienst voor een werkgever en niet meer thuis. 
  • In de dienstensector nam de welvaart toe

Slide 19 - Diapositive

dienstensector
industriesector
landbouwsector
vis in blik
vissersboot
vis serveren

Slide 20 - Question de remorquage

Begrippen
Oefen met de begrippen op blz. 38. 
Maak begrippen p1.1 en p1.2

Slide 21 - Diapositive

Mensen voor de etalage van een winkel met een televisie.
Samen met de nieuwe televisie op de foto.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Massaconsumptie
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond de massaconsumptie: het kopen van producten door zeer veel mensen.

Oorzaken:
  • Industrialisatie -> massaproductie 
  • Verstedelijking -> groei aantal winkels 


Nieuwe transport- en communicatiemiddelen en verstedelijking -> meer culturele eenheid.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Een onderzoek door de Tweede Kamer
In 1886-1887 hield de Tweede Kamer een parlementaire enquête.

Uitkomst: het ging heel slecht met de arbeidsomstandigheden van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen.

Tweede Kamer: belangrijkste onderdeel van het Nederlandse parlement.

Parlementaire enquête: onderzoek door het Nederlandse parlement

Slide 26 - Diapositive

Kapitalistische ondernemers
Fabrikanten produceerden zoals dat in het kapitalisme hoort: manier van produceren die gericht is op het behalen van een zo hoog mogelijke winst.

Gevolg van het kapitalisme:
  • Fabrikanten hielden lonen laag om productiekosten laag te houden
  • Fabrikanten en arbeiders kwamen tegenover elkaar te staan

Slide 27 - Diapositive

Nieuwe verhoudingen op de werkvloer
Er kwam meer afstand tussen baas en arbeiders
-> hun verhouding werd zakelijker.

Arbeiders hadden geen rechten: wie een ongeluk kreeg of opkwam voor zijn recht werd ontslagen en vervangen door een ander.

In deze werkplaats is er nog weinig afstand tussen de timmerman en zijn knechten (1890).

Slide 28 - Diapositive

Het ontstaan van de arbeidersbeweging
Om op te komen voor hun rechten verenigden arbeiders zich in:
  • Politieke partijen
  • Vakbonden
Een deel van de arbeiders werd socialist: iemand die streeft naar meer gelijkheid. Socialisten dachten toen dat er een klassenstrijd zou komen: machtsstrijd tussen bezitters (zoals fabrikanten) en arbeiders.

Slide 29 - Diapositive

Vakbonden
Werknemers richtten eind 19e eeuw vakbonden op. Doel van deze organisaties:
  • Hogere lonen
  • Betere arbeidsomstandigheden
Manieren om die doelen te bereiken:
  • Onderhandelen over arbeidsvoorwaarden
  • Staken

De arbeiders waren geen eenheid: er kwamen socialistische, katholieke en protestantse vakbonden.

Slide 30 - Diapositive

Twee soorten socialisten
Rond 1890 ontstonden twee groepen socialisten:
  • Een minderheid wilde door een revolutie aan de macht komen
  • Een meerderheid wilde via verkiezingen aan de macht komen -> in het parlement opkomen voor de rechten van arbeiders (deze groep richtte SDAP op).

De SDAP streefde naar algemeen kiesrecht: kiesstelsel waarbij alle volwassenen mogen stemmen.


Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Crisis en Bloei
In de industriële samenleving wisselen perioden van bloei en crisis elkaar af.

Tussen 1920-1929 was er veel welvaart in Nederland.
Welvaart: situatie van economische voorspoed.
In oktober 1929 begon in de VS een economische crisis -> wereldwijde economische crisis -> buitenlandse vraag naar Nederlandse producten daalde scherp -> massaontslag -> grote werkloosheid.
Zo begon in Nederland de crisistijd: de periode van economische achteruitgang en massawerkloosheid in de jaren 1930.

Slide 33 - Diapositive

Productie, export en werkloosheid in de jaren 1930.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

De economie in de oorlog

1940-1942: economisch herstel (door productie voor Duitse leger).


1942-1945: economische neergang door:
Grootscheepse diefstal van goederen
Mannen verplicht naar Duitsland -> geen personeel
Verwoestingen door oorlog

Slide 36 - Diapositive

De wederopbouw
In 1945 begon de wederopbouw (hier): economische herstelperiode na de Tweede Wereldoorlog.
Snel herstel door:
Marshallhulp: Amerikaanse economische hulp voor Europa na de Tweede Wereldoorlog.
Afspraken overheid-werkgevers-werknemers over lage lonen -> lage productiekosten -> groei export -> meer banen


Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

Slide 39 - Vidéo

De economie in de jaren 1960
Na 1963 sterke stijging lonen.
Voordeel: stijging welvaart -> stijging van de consumptie van luxegoederen
Nadeel: Nederlandse industrie kreeg concurrentie van industrie in lagelonenlanden. Scheepsbouw en textielindustrie verdwenen in de jaren 1970.

Slide 40 - Diapositive

De economie vanaf 1973
In 1973 begon de oliecrisis: economische crisis die ontstond toen de Arabische landen in 1973 de olieproductie verlaagden waardoor de olieprijs omhoog schoot.

Vanaf 1985 veel nieuwe banen in de dienstensector (o.m. handel, banken, overheid, horeca).

Samenstelling beroepsbevolking 1900-2013

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Vidéo

Veranderingen vanaf 1970
Vanaf de jaren 1970 verdwenen banen in de industrie door automatisering: het vervangen van menselijke arbeid door computers of machines.
Nederland werd een postindustriële samenleving= samenleving die na de industriële samenleving komt = informatiemaatschappij.

Automatisering in de auto-industrie

Slide 43 - Diapositive

Nieuwe technologie: ICT
Kenmerkend voor postindustriële samenleving:
  • Meeste mensen werken in dienstensector
  • ICT speelt belangrijke rol

Vanaf 1980 economische groei door snelle ontwikkeling van ICT.

ICT: informatie- en communicatietechnologie (bijv. computers, internet, mobiele telefonie).

Slide 44 - Diapositive

Twee bedreigingen
Bedreigingen in de postindustriële samenleving:
  • Economische crises
  • Milieuproblemen

In 2007 begon de kredietcrisis: financiële crisis die in 2007 ontstond doordat Amerikaanse banken onverantwoordelijke leningen hadden verstrekt.

De crisis begon bij banken in de VS en sloeg over naar andere landen en andere bedrijfstakken.

Slide 45 - Diapositive

Milieuproblemen
In de postindustriële samenleving zijn milieuproblemen blijven bestaan (vervuiling, opwarming van de aarde door uitstoot van gassen = broeikaseffect).
Wat hieraan gedaan wordt:
  • Klimaatverdragen (overheden)
  • Actiegroepen (burgers)
  • Campagnes (overheden)

Milieucampagne van de overheid (1990)

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Vidéo


Hoe goed ken je dit hoofdstuk?
010

Slide 48 - Sondage