Herhaling H1 De industriële samenleving in Nederland

herhaling H1 
De industriële samenleving in Nederland
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 9 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

herhaling H1 
De industriële samenleving in Nederland

Slide 1 - Diapositive

Britten geven het voorbeeld
Crystal Palace was een bijzonder gebouw omdat het helemaal van glas en ijzer was gemaakt.
  1. In 1851 werd in Londen een wereldtentoonstelling gehouden.
  2. Doel was de wereld te laten zien hoe ver zij waren met de industrie.
  3. Groot-Brittanie was hard op weg een industriële samenleving te worden en liep voor op de rest van de wereld
  4. Het was het land waar de stoommachine was uitgevonden en de eerste stoomtrein reed

Slide 2 - Diapositive

Nederland laatbloeier
Ook Nederland was op de tentoonstelling, maar wat ze lieten zien had weinig met industrie te maken.
Rond 1850 begon Groot-Brittannië als eerste land een industriële samenleving te worden.
Industriële samenleving: samenleving waarin meer dan de helft van de bevolking in steden woont en waarin de industrie, de handel en de dienstensector de belangrijkste sectoren van de economie zijn.
Dienstensector: deel van de economie dat buiten de industrie en de landbouw valt, zoals handel en transport.

Slide 3 - Diapositive

In Nederland kwam de industrialisatie laat (na 1865) op gang.

Waarom liepen we zo achter:
  • Dachten industrie niet nodig te hebben, we verdienden genoeg in de handel en de landbouw
  • Bouw van fabrieken en aanschaf van machines was duur, men durfde niet te investeren
  • Nederland had veel minder grondstoffen en steenkool was een belangrijke energiebron

Industrialisatie: de uitbreiding van fabrieken en de komst van nieuwe fabrieken.


Slide 4 - Diapositive

Kanalen en spoorlijnen
In Nederland vond eerst een transportrevolutie plaats: grondige modernisering en verbetering van verkeer en transport in de 19e eeuw.
Nederland lag dan misschien achter, maar het lag niet helemaal stil.
Koning Willem I stimuleerde de aanleg van straat, wegen, kanalen en spoorwegen. De ´kanalenkoning´
In 1839 reed de eerste stoomtrein van Amsterdam naar Haarlem.


Transportrevolutie -> behoefte aan ijzeronderdelen en machines -> industrialisatie in Nederland.



Slide 5 - Diapositive

In 1860 lagen in Groot Britannie en Belgie al alle grote steden aan het spoorwegennet.
In Nederland breidde het zich in 20 jaar snel uit en het Noorden en Zuiden werden verbonden door spoorbruggen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Textielindustrie
Industrialisatie eerst in de machinebouw. Daarna in de textielnijverheid.
Textielindustrie in Twente en Noord-Brabant verdrong de huisnijverheid (spinners en wevers).
Textielindustrie: in fabrieken bedienden arbeiders grote spin- en weefmachines op stoomkracht.

Slide 8 - Diapositive

Electriciteit en olie
  • Na 1895 nieuwe energiebronnen (elektriciteit en aardolie) en opkomst nieuwe industrieën (bijv. olie, gloeilampen, chemie).
  • De Rotterdamse haven bloeide als nooit tevoren.
  • Fabrieken maakten de overstap van machines op stoomkracht naar elektro en benzinemotoren.
Industrialisatie -> nieuwe banen in industrie en in dienstensector.
Oorzaken snelle industrialisatie na 1895:
  • Groei wereldhandel (groei Duitse industrie), havens van Rotterdam
  • Bevolkingsgroei (meer kopers, meer arbeidskrachten)

Slide 9 - Diapositive

De dienstensector
  • Buiten de fabriekshal kwamen     ook nieuwe banen, denk aan

       toezichthouders en boekhouders

  • Bedrijven namen       wetenschappers in dienst
  • Opleiding voor personeel. Zo   groeide het aantal mensen in   de  dienstensector zelfs harder   dan in de industrie
Twee nieuwe grote bedrijven in Nederland:
  •  Koninklijke olie 1890
  •  Philips 1891

Slide 10 - Diapositive

Op het platteland
Het ging ook goed met de landbouw door:
  • Gebruik stoommachines (-> hogere opbrengst)
  • Uitvinding kunstmest (-> hogere opbrengst)
  • Meer vraag naar zuivelproducten (oorzaak: bevolkingsgroei en stijging van de welvaart)

Mechanisatie (het vervangen van handarbeid door machines) -> minder banen in landbouwsector -> landarbeiders trokken naar fabrieken in steden.


Slide 11 - Diapositive

Het moderne Nederland

De industrialisatie leidde tot de modernisering van Nederland.
Er kwamen:
  • Nieuwe vervoermiddelen; (stoom)trein, fiets en auto
  • Nieuwe steden
  • Nieuwe communicatiemiddelen
  • Nieuwe media

Slide 12 - Diapositive

Meer en grotere steden
Bestaande steden groeiden en er kwamen nieuwe steden bij. Dit heet verstedelijking.

Meer dan de helft van de bevolking kwam in steden te wonen.

Oorzaken verstedelijking:
  • Bevolkingsgroei
  • Werkloosheid op het platteland   -> trek naar stad (door industrialisatie werk in de stad) 
Amsterdam: rond het centrum een vestinggracht. Daarbuiten bebouwing uit de 19e eeuw.

Slide 13 - Diapositive

Snellere communicatie
Mensen kwamen op nieuwe manieren met elkaar in contact:
  • Telegraaf 
  • Telefoon 

Postverkeer (oud communicatiemiddel) groeide.

Communicatiemiddel: manier om met anderen in contact te komen.


Slide 14 - Diapositive

Krant, radio en tv
De krant werd na 1869 een massamedium.

Nieuwe massamedia:
  • Film (na 1900) 
  • Radio (na 1920) 
  • Televisie (na 1950) 
Massamedia: communicatiemiddellen waarmee grote aantallen mensen worden bereikt, zoals radio en tv.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Mensen voor de etalage van een winkel met een televisie.
Samen met de nieuwe televisie op de foto.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Massaconsumptie
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond de massaconsumptie: het kopen van producten door zeer veel mensen.

Oorzaken:
  • Industrialisatie -> massaproductie 
  • Verstedelijking -> groei aantal winkels 


Nieuwe transport- en communicatiemiddelen en verstedelijking -> meer culturele eenheid.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Een onderzoek door de Tweede Kamer
In 1886-1887 hield de Tweede Kamer een parlementaire enquête.

Uitkomst: het ging heel slecht met de arbeidsomstandigheden van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen.

Tweede Kamer: belangrijkste onderdeel van het Nederlandse parlement.

Parlementaire enquête: onderzoek door het Nederlandse parlement

Slide 21 - Diapositive

Kapitalistische ondernemers
Fabrikanten produceerden zoals dat in het kapitalisme hoort: manier van produceren die gericht is op het behalen van een zo hoog mogelijke winst.

Gevolg van het kapitalisme:
  • Fabrikanten hielden lonen laag om productiekosten laag te houden
  • Fabrikanten en arbeiders kwamen tegenover elkaar te staan

Slide 22 - Diapositive

Nieuwe verhoudingen op de werkvloer
Er kwam meer afstand tussen baas en arbeiders
-> hun verhouding werd zakelijker.

Arbeiders hadden geen rechten: wie een ongeluk kreeg of opkwam voor zijn recht werd ontslagen en vervangen door een ander.

In deze werkplaats is er nog weinig afstand tussen de timmerman en zijn knechten (1890).

Slide 23 - Diapositive

Het ontstaan van de arbeidersbeweging
Om op te komen voor hun rechten verenigden arbeiders zich in:
  • Politieke partijen
  • Vakbonden
Een deel van de arbeiders werd socialist: iemand die streeft naar meer gelijkheid. Socialisten dachten toen dat er een klassenstrijd zou komen: machtsstrijd tussen bezitters (zoals fabrikanten) en arbeiders.

Slide 24 - Diapositive

Vakbonden
Werknemers richtten eind 19e eeuw vakbonden op. Doel van deze organisaties:
  • Hogere lonen
  • Betere arbeidsomstandigheden
Manieren om die doelen te bereiken:
  • Onderhandelen over arbeidsvoorwaarden
  • Staken

De arbeiders waren geen eenheid: er kwamen socialistische, katholieke en protestantse vakbonden.

Slide 25 - Diapositive

Twee soorten socialisten
Rond 1890 ontstonden twee groepen socialisten:
  • Een minderheid wilde door een revolutie aan de macht komen
  • Een meerderheid wilde via verkiezingen aan de macht komen -> in het parlement opkomen voor de rechten van arbeiders (deze groep richtte SDAP op).

De SDAP streefde naar algemeen kiesrecht: kiesstelsel waarbij alle volwassenen mogen stemmen.


Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Crisis en Bloei
In de industriële samenleving wisselen perioden van bloei en crisis elkaar af.

Tussen 1920-1929 was er veel welvaart in Nederland.
Welvaart: situatie van economische voorspoed.
In oktober 1929 begon in de VS een economische crisis -> wereldwijde economische crisis -> buitenlandse vraag naar Nederlandse producten daalde scherp -> massaontslag -> grote werkloosheid.
Zo begon in Nederland de crisistijd: de periode van economische achteruitgang en massawerkloosheid in de jaren 1930.

Slide 28 - Diapositive

Productie, export en werkloosheid in de jaren 1930.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

De economie in de oorlog

1940-1942: economisch herstel (door productie voor Duitse leger).


1942-1945: economische neergang door:
Grootscheepse diefstal van goederen
Mannen verplicht naar Duitsland -> geen personeel
Verwoestingen door oorlog

Slide 31 - Diapositive

De wederopbouw
In 1945 begon de wederopbouw (hier): economische herstelperiode na de Tweede Wereldoorlog.
Snel herstel door:
Marshallhulp: Amerikaanse economische hulp voor Europa na de Tweede Wereldoorlog.
Afspraken overheid-werkgevers-werknemers over lage lonen -> lage productiekosten -> groei export -> meer banen


Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Vidéo

De economie in de jaren 1960
Na 1963 sterke stijging lonen.
Voordeel: stijging welvaart -> stijging van de consumptie van luxegoederen
Nadeel: Nederlandse industrie kreeg concurrentie van industrie in lagelonenlanden. Scheepsbouw en textielindustrie verdwenen in de jaren 1970.

Slide 35 - Diapositive

De economie vanaf 1973
In 1973 begon de oliecrisis: economische crisis die ontstond toen de Arabische landen in 1973 de olieproductie verlaagden waardoor de olieprijs omhoog schoot.

Vanaf 1985 veel nieuwe banen in de dienstensector (o.m. handel, banken, overheid, horeca).

Samenstelling beroepsbevolking 1900-2013

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Veranderingen vanaf 1970
Vanaf de jaren 1970 verdwenen banen in de industrie door automatisering: het vervangen van menselijke arbeid door computers of machines.
Nederland werd een postindustriële samenleving= samenleving die na de industriële samenleving komt = informatiemaatschappij.

Automatisering in de auto-industrie

Slide 38 - Diapositive

Nieuwe technologie: ICT
Kenmerkend voor postindustriële samenleving:
  • Meeste mensen werken in dienstensector
  • ICT speelt belangrijke rol

Vanaf 1980 economische groei door snelle ontwikkeling van ICT.

ICT: informatie- en communicatietechnologie (bijv. computers, internet, mobiele telefonie).

Slide 39 - Diapositive

Twee bedreigingen
Bedreigingen in de postindustriële samenleving:
  • Economische crises
  • Milieuproblemen

In 2007 begon de kredietcrisis: financiële crisis die in 2007 ontstond doordat Amerikaanse banken onverantwoordelijke leningen hadden verstrekt.

De crisis begon bij banken in de VS en sloeg over naar andere landen en andere bedrijfstakken.

Slide 40 - Diapositive

Milieuproblemen
In de postindustriële samenleving zijn milieuproblemen blijven bestaan (vervuiling, opwarming van de aarde door uitstoot van gassen = broeikaseffect).
Wat hieraan gedaan wordt:
  • Klimaatverdragen (overheden)
  • Actiegroepen (burgers)
  • Campagnes (overheden)

Milieucampagne van de overheid (1990)

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Vidéo


Hoe goed ken je dit hoofdstuk?
010

Slide 43 - Sondage