H1 taalverzorging

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welkom!

H1 taalverzorging.

Herhaling voor de toets!

Leerdoel

Vandaag gaan we H1 taalverzorging herhalen.

* Werkwoorden

* Hoofdletters en leestekens

* de- en het- woorden

* au of ou?

Karlijn leest een e-mail van haar broer.
Wat doet Karlijn?
Zij..............

Ik zwem zo vaak mogelijk in zee.
Wat doe ik?
Ik...........

Tim en ik fietsen naar huis?
Wat doen Tim en ik?
Wij........?

Noteer de werkwoorden in de zin:
Truus en Pim kunnen morgen het kado ophalen.

Noteer de werkwoorden in de zin.
Thijs gaat meespelen in de musical.

Welk woord is geen werkwoord?

1. straatveger
2. veegde
3. veegt
4. vegen

Welk woord is geen werkwoord?

1. kok
2. koken
3. kook
4. kookte

Welk woord is geen werkwoord?

1. geholpen
2. helpen
3. helpt
4. hulp

Hoofdletters 

bij namen

Alle namen worden met een hoofdletter geschreven.

Kijk maar naar je eigen naam!

Bijvoorbeeld:

Ik ga met Ivo naar Parijs.

Namen 

Je schrijft altijd de voornaam en achternaam

met een hoofdletter.

Dus:

Anna Mulder - Wesley Smit - Amir Hassan 

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

wie brengt jou naar het feest

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

we moeten dit snel bespreken

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

ben je wel eens in frankrijk geweest

De - woorden

Het lidwoord DE kun je vervangen voor de woorden
die en deze

Ezelsbruggetje: In de woorden die en deze zit allebei het woordje DE!!

HET - woorden

Het lidwoord HET kun je vervangen voor de woorden
dit en dat.

Ezelsbruggetje: In de woorden dat en dit zit allebei een T in, net als in het woordje HET!!

Kies het zelfstandig naamwoord met het juiste verwijswoord:

1. De meisje
2. Het meisje

Huis

1. De huis
2. Het huis

Snoepje

1. De snoepje
2. Het snoepje

DEZE, DIE, DIT, DAT

Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden

diT en daT gebruik je bij heT-woorden

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de aanvoerder

1. deze aanvoerder
2. dit aanvoerder

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de conclusie

1. deze conclusie
2. dit conclusie

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het experiment

1. deze experiment
2. dit experiment

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het publiek

1. deze publiek
2. dit publiek

Au of ou? 

au of ou?
..to

au of ou?
k....d

au of ou?
r..w

au of ou?
mi..w

au of ou?
oerw..d

au of ou?
kab..ter

au of ou?
bl..w

au of ou?
k..wen

De toets

Leren blz. 32 tot en met blz. 43

Heel veel succes met leren!