Hoofdletters & leestekens

Hoofdletters
en leestekens
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdletters
en leestekens

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen

Aan het einde van de les weet je:

  • waar en wanneer je HOOFDLETTERS gebruikt;
  • hoe je leestekens in je zinnen zet;

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Hoe gebruik ik...
  • Hoofdletters
  • Begin- en eindpunt van een zin
  • Leespauzes (komma's)
  • Vraag- en uitroepteken

Slide 4 - Diapositive

Hoofdletters
  •     Begin van de zin; Het is vandaag .....

  •     Namen van personen; Lies van Houten, John van der Kaag

  •     Aardrijkskundige namen (en afleidingen daarvan); Letland,  Franse kaas, Zuid-Holland

  •     Namen van bedrijven, organisaties en merken; Zara, KFC

  •     Feestdagen: Kerst, Pasen, Koningsdag

Slide 5 - Diapositive

Begin- en eindpunt van een zin
Als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft. Het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken. Doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn. Je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan. Als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen. Daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Leespauzes
  •     Aangeven met een komma.
 Wanneer?
  •     Altijd bij een opsomming (Eva, Jens, Vincent en Jasper).
  •     Tussen 2 zinnen die samen in 1 zin staan (let op de persoonsvorm) : Gisteren hadden we vrij, vandaag hebben we school.
  •     Voor een voegwoord: Deze telefoon is duur, maar die is nog duurder.

Slide 9 - Diapositive

Wat is de juiste zin?
de chauffeur wees naar links maar ging naar rechts
A
de chauffeur wees naar Links maar ging naar rechts
B
De chauffeur wees naar Links, maar ging naar Rechts
C
De chauffeur wees naar links, maar ging naar rechts
D
De chauffeur wees naar links maar ging naar rechts

Slide 10 - Quiz

U kunt u zo registeren noteer alle gegevens in de vakjes en zet uw handtekening onderaan.

Achter welk woord moet een dubbele punt?
A
zo
B
registreren
C
vakjes
D
noteer

Slide 11 - Quiz

steve je mag mij laptop wel gebruiken want ik heb hem niet nodig
schrijf de zin in correct Nederlands + leestekens

Slide 12 - Question ouverte

Vraag- en uitroepteken
  • Nooit een punt samen met ? of !
  • Vraagteken bij een vraag.
  • Uitroepteken bij benadrukken zin.

Slide 13 - Diapositive

Vragen?

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive