formatieve toets 4H Evolutie 2021

Noem twee voorbeelden van organische stoffen.
1 / 23
suivant
Slide 1: Question ouverte
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Noem twee voorbeelden van organische stoffen.

Slide 1 - Question ouverte

De Coloradokever leeft onder andere op de aardappel (Solanum tuberosum L.) en op de tomaat (Solanum lycopersum L.) en op de bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Behoren deze planten tot hetzelfde geslacht? En tot dezelfde soort?
A
tot hetzelfde geslacht en tot dezelfde soort
B
wel tot hetzelfde geslacht, niet tot dezelfde soort
C
niet tot hetzelfde geslacht, wel tot dezelfde soort
D
niet tot hetzelfde geslacht en ook niet tot dezelfde soort

Slide 2 - Quiz

Noem twee voorbeelden van anorganische stoffen.

Slide 3 - Question ouverte

Veel organismen hebben andere organismen nodig voor hun voedsel. Hoe noemen we deze organismen?

Slide 4 - Question ouverte

Door het slingeren van een rivier in een tropisch regenwoud raken enkele tientallen vierkante kilometers oerwoud geïsoleerd van de rest.
In de daar levende kleine groep apen blijken een aantal jaren later heel andere allelfrequenties voor te komen dan bij de grote groep verderop.
– Wat is de oorzaak daarvan?
– Welke naam wordt gebruikt voor dit verschijnsel?
A
geen toeval, natuurlijke selectie
B
geen toeval, genetic drift
C
toeval, natuurlijke selectie
D
toeval, genetic drift

Slide 5 - Quiz

Natuurlijke selectie is een mechanisme dat van belang is voor de evolutietheorie. Wat verstaan we onder natuurlijke selectie?
A
Dat verschillende vormen van een soort zich gescheiden ontwikkelen
B
Dat individuen met een betere aanpassing aan het milieu een grotere overlevingskans hebben
C
Dat verwante soorten door aanpassingen aan het milieu verschillen gaan vertonen
D
Dat de sterksten een grotere overlevingskans hebben

Slide 6 - Quiz

Een poot van een kikker en een poot van een mol zijn homoloog. Is deze bewering juist of onjuist? Leg je antwoord uit m.b.v. de definitie.

Slide 7 - Question ouverte

Enkele kenmerken die voorkomen bij organismen zijn:
1. In de cellen komen plasmiden voor
2. Voortplanting vindt plaats door middel van sporen
Welk(e) van deze kenmerken komt (komen) voor bij een champignon?
A
geen van beide
B
alleen 1
C
alleen 2
D
zowel 1 als 2

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we restanten van organen die bij verre voorouders nog een functie hadden en die in de loop van de evolutie hun functie hebben verloren?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de hoofdstad van Frankrijk?
A
Berlijn
B
Amsterdam
C
Londen
D
Parijs

Slide 10 - Quiz

De berkenspanner is een vlinder waarvan een lichtgrijze en een zwarte variant voorkomt. In Engeland was rond 1850 slechts 1% van de vlinders zwart. In 1900 bleek echter 99% zwart te zijn, hetgeen verklaard werd doordat de lichte exemplaren sterk opvielen op de door roet zwart geworden boomstammen en daardoor een opvallende prooi vormden. Welke van de onderstaande termen omschrijft deze verschuiving in de kleurverhoudingen het beste?
A
adaptatie
B
evolutie
C
genetische isolatie
D
natuurlijke selectie

Slide 11 - Quiz

Hoe wordt een variant van een gen genoemd?
A
allel
B
genotype
C
evolutie
D
recombinatie

Slide 12 - Quiz

In een park komen eenden en merels voor. Kunnen deze vogels één populatie vormen? Leg je antwoord uit met behulp van de definitie.

Slide 13 - Question ouverte

In de geologische kalender staat het oudste fossiel van een bij dicht bij de evolutie van een andere groep organismen.

Welke van de volgende groepen organismen is ongeveer in dezelfde geologische periode ontstaan als de oudste bij?

A
De bloemplanten
B
De geleedpotigen
C
De groene planten
D
De insecten

Slide 14 - Quiz

In welke bekende kerstfilm wordt er een roodharige jongen ontvoerd door twee boeven?
A
The Grinch
B
Elf
C
The Polar Express
D
Home Alone

Slide 15 - Quiz

Aan welke groep vissen is een schubbeneter het meest verwant volgens de stamboom?
Kijk naar de informatie.
Kijk daarbij goed naar de stamboom
1
A
aan de Petrochromis
B
aan de blauwe regenboogvis
C
aan de Plecodus
D
aan de prinses van Burundi

Slide 16 - Quiz

In welke klassen halen de dieren adem met longen?
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren

Slide 17 - Quiz

Uit welke gewervelde dieren zijn de vogels ontstaan?
A
amfibieën
B
reptielen
C
vogels
D
zoogdieren

Slide 18 - Quiz

Welke dieren zijn gewerveld?
A
vissen, reptielen, geleedpotigen
B
vissen, vogels, geleedpotigen
C
zoogdieren, vogels, amfibieën
D
zoogdieren, holtedieren, amfibieën

Slide 19 - Quiz

Reproductieve isolatie kan niet ontstaan door ...
A
migratie
B
verschillen in gedrag
C
geografische isolatie
D
verandering in de allelfrequenties

Slide 20 - Quiz

Bekijk de stamboom van de slang.
Welk soort is niet uitgestorven?
A
soort 1
B
soort 7
C
soort 4
D
soort 6

Slide 21 - Quiz

Bekijk de stamboom van de slang.
Welke soort is als eerste ontstaan?
A
soort 1
B
soort 2
C
soort 3
D
soort 7

Slide 22 - Quiz

Bekijk de stamboom van de slang.
Met welk soort vertoont soort 2 de meeste verwantschap?
A
met soort 1
B
met soort 3
C
met soort 5
D
met soort 7

Slide 23 - Quiz