Herhaling en extra oefenen oude examens

Oefenen Hoofdstuk 3: Examenopdrachten
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Oefenen Hoofdstuk 3: Examenopdrachten

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Hanneke werkt bij Damen Shipyards en het afgelopen jaar heeft zij €78.965 verdient. Ze woont alleen in een koophuis en twee honden. Het huis heeft zij destijds gekocht voor €340.000. De WOZ-waarde is van haar woning bedraagt € 310.000. Hanneke heeft een 2,5%-hypotheek op dit huis van € 290.000. Bereken hoeveel het eigenwoningforfait van Hanneke bedraagt.

Slide 5 - Question ouverte

Hanneke werkt bij Damen Shipyards en het afgelopen jaar heeft zij €78.965 verdient. Ze woont alleen in een koophuis en twee honden. Het huis heeft zij destijds gekocht voor €340.000. De WOZ-waarde is van haar woning bedraagt € 310.000. Hanneke heeft een 2,5%-hypotheek op dit huis van € 290.000. Bereken hoeveel rente zij per jaar betaald.

Slide 6 - Question ouverte

Hanneke werkt bij Damen Shipyards en het afgelopen jaar heeft zij €78.965 verdient. Ze woont alleen in een koophuis en twee honden. Het huis heeft zij destijds gekocht voor €340.000. De WOZ-waarde is van haar woning bedraagt € 310.000. Hanneke heeft een 2,5%-hypotheek op dit huis van € 290.000. Bereken haar belastbare inkomen in box 1.

Slide 7 - Question ouverte

Hanneke heeft een vermogen van €89.000. Bereken het bedrag dat zij aan belasting moet betalen in box 3. Gebruik voor de berekening de gegevens uit onderstaande tabel.

Slide 8 - Question ouverte

uit een krant, oktober 2014: Door de kabinetsvoorstellen gaan hogere inkomens fors meer belasting
betalen. De komende jaren gaan mensen met een belastbaar inkomen van meer dan € 70.000 per jaar, over elke euro die ze meer verdienen dan € 70.000, 60%, in plaats van 52%, belasting betalen.
De loon- en inkomstenbelasting (in box 1) in Nederland is een voorbeeld van een progressieve belastingheffing.
Wat betekent een progressief belastingstelsel?
A
De loon- en inkomstenbelasting berust op het profijtbeginsel.
B
De loon- en inkomstenbelasting gaat ieder jaar wat omhoog.
C
Mensen met veel vermogen moeten veel belasting betalen.
D
Mensen met een hoger inkomen betalen procentueel meer belasting.

Slide 9 - Quiz

Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.
Het 60%-tarief geldt alleen over …(1)… (€ 80.000 / het gedeelte boven de € 70.000). Bij het gemiddelde percentage in box 1 doen ook de …(2)… (hogere / lagere) percentages voor een deel van het inkomen mee.

Slide 10 - Question ouverte

De overheid wil voor mensen met een laag belastbaar inkomen, zoals Lena, juist het belastingpercentage verlagen, zodat zij een hoger besteedbaar inkomen overhouden.

Uit de grafiek blijkt dat over de eerste euro’s van het belastbaar
jaarinkomen geen belasting afgedragen wordt.
Wat is hiervan de reden?
A
de aftrekposten
B
de heffingskortingen
C
de inkomensvrijstelling
D
de vermogensvrijstelling

Slide 11 - Quiz

De ontvangers van sociale uitkeringen zijn er de laatste twintig jaar reëel op achteruit gegaan, doordat de …(1)… (lonen / prijzen) meer zijn …(2)… (gedaald / gestegen) dan de sociale uitkeringen.

Slide 12 - Question ouverte

In de afbeelding wordt de gemiddelde prijsopbouw van een glas bier weergegeven.

Bereken hoeveel procent van de consumentenprijs van een glas bier naar de overheid gaat. Schrijf je berekening op.

Slide 13 - Question ouverte

Accijnzen zijn een belangrijke bron van inkomsten voor de overheid. De
overheid heeft met de heffing van accijnzen nog een ander belangrijk
doel.
Noem, behalve inkomsten, nog één ander belangrijk doel van de
overheid om accijns te heffen.

Slide 14 - Question ouverte

Verschillende economen waarschuwen de overheid, dat door de voortdurende verhogingen van de accijns op alcohol de totale inkomsten van de accijnzen lager kunnen worden.
In 2012 ontving de overheid per liter bier € 0,34 aan accijnzen. In totaal leverde dat € 387.907.136 aan bieraccijnzen op. Op 1 januari 2013 werden de accijnzen op bier met 10% verhoogd en op 1 januari 2014 nog eens met 5,75%.
Hoeveel liter bier moet er in 2014 minimaal in Nederland worden verkocht om evenveel accijnzen als in 2012 binnen te krijgen? Schrijf je berekening op.

Slide 15 - Question ouverte

De economen die waarschuwen voor lagere accijnsinkomsten, wijten dit aan het ‘grenseffect’.
Hieronder staan drie economische verschijnselen:
1 Meer Nederlanders gaan in het buitenland alcohol kopen.
2 Prijsverschil met het buitenland wordt groter.
3 Winkels en cafés in Nederland verkopen minder alcohol.

In welke regel staan deze verschijnselen zo, dat de gedachtegang van de economen ten aanzien van het ‘grenseffect’ goed wordt weergegeven?
A
hogere accijns → 1 → 2 → 3 → minder accijnsinkomsten
B
hogere accijns → 1 → 3 → 2 → minder accijnsinkomsten
C
hogere accijns → 2 → 1 → 3 → minder accijnsinkomsten
D
hogere accijns → 2 → 3 → 1 → minder accijnsinkomsten

Slide 16 - Quiz

Welke correcte uitspraak kun je uit deze grafiek afleiden?
A
De omzet van de drankhandelaren daalde in de eerste drie kwartalen van 2012 ten opzichte van de omzet een jaar eerder.
B
De omzet van de drankhandelaren was in het tweede kwartaal van 2013 ongeveer 5,5% lager dan in het tweede kwartaal van 2012.
C
De omzet van de drankhandelaren was in het tweede kwartaal van 2013 2% lager dan in het tweede kwartaal van 2012.
D
De omzet van de drankhandelaren was in het eerste kwartaal van 2013 ongeveer 0,5% lager dan in het vierde kwartaal van 2012.

Slide 17 - Quiz

Eline uit Kolderveen (Drenthe) heeft een auto nodig om op haar werk te komen. Hoeveel kost dat haar? Ze moet allereerst een auto kopen. Ook moet zij nog de verzekeringspremie en allerlei belastingen, zoals de
motorrijtuigenbelasting (MRB), betalen.
De volgende belastingen belasten ofwel het bezit ofwel het gebruik van een auto. Schrijf de juiste keuze op.

Slide 18 - Question ouverte

De Belastingdienst ontving in 2015 in totaal € 5,5 miljard aan MRB. Het grootste deel daarvan (€ 3,85 miljard) is het Rijksbedrag. Het overige deel gaat naar de provinciale overheid.

Bereken hoeveel procent van de MRB in 2015 naar de provinciale overheid gaat. Schrijf je berekening op.

Slide 19 - Question ouverte

In de provincie Drenthe wordt een hoger belastingpercentage geheven dan in de provincie Overijssel. Toch is de belastingopbrengst in Drenthe
lager dan in Overijssel.
Verklaar waardoor de belastingopbrengst in Drenthe lager is, terwijl het belastingpercentage in Drenthe hoger is dan in Overijssel.

Slide 20 - Question ouverte

De motorrijtuigenbelasting (MRB) is voor de provincies een belangrijke
inkomstenbron. Van welk beginsel is sprake bij de heffing van de MRB?
A
van draagkrachtbeginsel
B
van draagvlakbeginsel
C
van profijtbeginsel
D
van solidariteitsbeginsel

Slide 21 - Quiz

De provincies mogen het tarief zelf bepalen. Geen enkele provincie rekent
echter het maximumtarief van 118%.

Noem één reden waarom geen enkele provincie het maximumtarief rekent.

Slide 22 - Question ouverte

De overheid wil met belastingmaatregelen het autobezit verminderen. Volgens Eline zijn er ook andere manieren te verzinnen waarmee de overheid, anders dan met belastingmaatregelen, het autobezit kan
verminderen.

Noem één manier, anders dan met een belastingmaatregel, die kan leiden tot minder autobezit.

Slide 23 - Question ouverte