Licht en schaduw klas1,2

Introductie
Lesdoelen: 1-Schaduwen en licht begrijpen en toepassen:
2-Arceren leren (lijnen dicht op elkaar tekenen)
3-Opdracht afronden
4-Reflectie en inleveren van het werk
 
1- Uitleg: Hoe teken ik schaduwen en licht?
2- Relevante video: Basiscursus schetsen | Les 1: Arceren (lijnen dicht op elkaar tekenen)
3-Opdracht van vorige week afmaken 
4- Het einde van de les de opdracht inleveren bij de juf
5-Opruimen


1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Introductie
Lesdoelen: 1-Schaduwen en licht begrijpen en toepassen:
2-Arceren leren (lijnen dicht op elkaar tekenen)
3-Opdracht afronden
4-Reflectie en inleveren van het werk
 
1- Uitleg: Hoe teken ik schaduwen en licht?
2- Relevante video: Basiscursus schetsen | Les 1: Arceren (lijnen dicht op elkaar tekenen)
3-Opdracht van vorige week afmaken 
4- Het einde van de les de opdracht inleveren bij de juf
5-Opruimen


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Hoe teken ik schaduwen en licht?

Schaduwen en licht tekenen kan soms lastig zijn: Hoe doe je dit nu goed?
 Licht-donker contrast is een van de belangrijkste elementen als het gaat om tekenen. 
Contrast maakt een kunstwerk interessanter en creëert diepte. Bij het tekenen van portretten zijn schaduwen en licht belangrijk om een gezicht levendig te maken. 

Slide 3 - Diapositive

Soorten schaduwen
Ten eerste kan er onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten schaduwen: Eigen en Slagschaduw (Figuur 1).
 Eigen schaduw is de schaduw die op een voorwerp zichtbaar is aan de niet-belichte kant.
 Slagschaduw is de schaduw die op een andere ondergrond valt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de schaduwen op de grond veroorzaakt door de zon als je buiten loopt.


Slide 4 - Diapositive

Schaduwen: Het ontstaan ervan
Schaduwen ontstaan doordat natuurlijk (bijvoorbeeld de zon) of kunstmatig licht (bijvoorbeeld een lamp) op een voorwerp schijnt. Het punt waar het meeste licht op valt is, is de plek waar zich een highlight vormt (afb 2). Het punt waar het licht niet op terecht komt zal de donkerste schaduw geven.
 Hiertussen is vaak een gradiënt/transitie van licht naar donker aanwezig. 

Slide 5 - Diapositive

De lichtbron: Invalshoek
De hoek waaronder het licht op een object valt, is bepalend hoe de schaduwen zich vormen. Als de zon recht boven ons hoofd schijnt is onze slagschaduw kort, terwijl bij zonsondergang er hele lange slagschaduw op de grond valt. 

Voor kunstmatige lichtbron is de afstand van de bron tot het object een grotere factor. Deze afstand is hierbij zelf ook bepalend voor de hoek waarvan het licht schijnt. Hoe verder weg de lichtbron, hoe groter het belichte vlak en hoe langer de  slagschaduw. Dit zie je gedemonstreerd in afbeelding 3 hiernaast.

Slide 6 - Diapositive

Belichte object en vorm
Het meeste licht valt  op het punt op het object dat de kortste afstand tot de lichtbron heeft. Waar het licht het moeilijkste komt, wordt het donkerder. Hierbij wordt dus rekening gehouden met de vorm van het object. Een schaduw zorgt dus ook voor een optische diepte.
 Als je een tunnel of gat inkijkt wordt het steeds donkerder naarmate je verder van de lichtbron verwijderd bent. Op deze manier kan je ook rekening houden met de eigen schaduwen bij het tekenen van ‘haar’. Hoe dichter je naar de hoofdhuid gaat, hoe donkerder de schaduw.
 Je kunt dus met het tekenen van schaduwen een illusie van diepte creëren, dit is duidelijk te zien in de 3D illusie op papier gemaakt door Jonathan Harris die hiernaast is weergegeven.

Slide 7 - Diapositive

Een object tekenen met schaduw en licht
Als voorbeeld gebruiken we de tekening van een neus hiernaast. Je kan zo’n object zien als meerdere kleine vormen bij elkaar. Een lichtbron van linksboven geeft een highlight op het dichtstbijzijnde punt op de neus; doordat de neus een beetje uitsteekt zal dit dichterbij de lichtbron staan. Aan de rechterkant van de neus (de niet-belichte zijde) vormt hier de donkerste schaduw. Doordat de rechterneusvleugel in de slagschaduw ligt, en zich ‘’dieper’’ bevindt ten opzichte van de neuspunt vormt hier dus een donkere schaduw. De neusgaten krijgen de donkerste schaduw omdat hier het licht het minst makkelijk kan komen en de niet zichtbare diepte ingaat.

Slide 8 - Diapositive

Waar moet je rekening houden bij het tekenen van schaduw en licht?
Bij het tekenen van schaduwen is het allereerst belangrijk om een punt te kiezen waar het licht vandaan zal komen, en dit consistent te gebruiken in de gehele tekening. Houd ook rekening met de afstand en hoek waaronder het licht schijnt en of dit voor lange of korte schaduwen zal zorgen.

Slide 9 - Diapositive









Schaduw en licht is heel bepalend voor de sfeer die het kunstwerk teweegbrengen zal. Is het een mysterieus spannend scenario waarbij het enige licht dat schijnt afkomstig is van een schemerig olielampje? Of is het een vrolijk portret op klaarlichte dag, of een mooie zomeravond op het strand? Ter illustratie staan hieronder wat voorbeeldfoto’s: de foto links is gemaakt in een donkere ruimte met kunstmatig licht vanaf links; dit zorgt voor een dramatisch effect. Op de middelste foto zie je een portret bij daglicht waarvan het licht van 1 kant komt (bijvoorbeeld vanaf een raam) en de rechter foto zou buiten op een klaarlichte dag gemaakt zou kunnen zijn, ditmaal geen harde schaduwen.
Schaduw en licht is heel bepalend voor de sfeer die het kunstwerk teweegbrengen zal.  Ter illustratie staan hierboven wat voorbeeldfoto’s: de foto links is gemaakt in een donkere ruimte met kunstmatig licht vanaf links; dit zorgt voor een dramatisch effect. Op de middelste foto zie je een portret bij daglicht waarvan het licht van 1 kant komt (bijvoorbeeld vanaf een raam) en de rechter foto zou buiten op een klaarlichte dag gemaakt zou kunnen zijn, ditmaal geen harde schaduwen.

Slide 10 - Diapositive

Quizvragen
Schaduw en licht

Slide 11 - Diapositive

Wat is eigen schaduw?
A
Schaduw op de grond.
B
Schaduw op een object zelf.
C
Reflecterend licht.
D
Meerdere schaduwen tegelijk.

Slide 12 - Quiz

Wat is slagschaduw?
A
Schaduw op een ander oppervlak.
B
De donkere kant van een object.
C
Het lichtste punt.
D
Een reflectie van schaduw

Slide 13 - Quiz

Waardoor wordt de lengte van een slagschaduw bepaald?
A
De kleur van het licht.
B
De vorm van het object.
C
De temperatuur.
D
De afstand van de lichtbron.

Slide 14 - Quiz

Wat is een highlight?
A
De lichtste plek op een object.
B
Een zachte overgang van licht naar donker.
C
Een reflectie.
D
De donkerste schaduw.

Slide 15 - Quiz

Wat is reflecterend licht?
A
Licht dat direct van de lamp komt.
B
Licht dat je niet kunt zien.
C
Licht dat weerkaatst op een oppervlak.
D
Alleen natuurlijk licht.

Slide 16 - Quiz

Wat is arceren?
A
Schaduw tekenen met lijnen.
B
Patronen tekenen.
C
Kleuren invullen.
D
Stippen zetten

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Opdracht
Doel: Maak een berglandschap met een lichtbron en gebruik patronen om licht en schaduw te laten zien.

Stap 1: Teken met potlood de contouren van bergen en een lichtbron (bijvoorbeeld zon of maan).
Stap 2: Gebruik lijnen om schaduw te laten zien. Dicht op elkaar staande lijnen of dikkere lijnen kunnen schaduw aangeven.
Stap 3: Vul de lucht in met een patroon (bijvoorbeeld stippen, spiralen, of andere creatieve patronen).

Slide 19 - Diapositive

Quizvragen (2)
Algemene vragen beeldende vorming

Slide 20 - Diapositive

Wat betekent “beeldend” in beeldende vorming?
A
Bewegen op muziek
B
Iets maken dat je kunt zien
C
Lezen over kunst
D
Iets maken dat geluid maakt

Slide 21 - Quiz

Wat is een stilleven?

A
Een portret van een stil persoon
B
Een schilderij of tekening van spullen zoals fruit of vazen
C
Een schilderij met alleen schaduwen
D
Een landschap in zwart-wit

Slide 22 - Quiz

Wat betekent “abstract” in kunst?

A
Het lijkt precies op de werkelijkheid
B
Je kunt zien wat het is, maar het is een beetje veranderd
C
Het stelt niets herkenbaars voor
D
Het is alleen in zwart-wit

Slide 23 - Quiz

Wat gebruik je om met pastel te werken?

A
Inkt
B
Klei
C
Kleurpotloden
D
Zachte krijtjes

Slide 24 - Quiz

Wie is een bekende Nederlandse kunstenaar?

A
Vincent van Gogh
B
Pablo Picasso
C
Leonardo da Vinci
D
Frida Kahlo

Slide 25 - Quiz

Wat is een warme kleur?
A
Blauw
B
Groen
C
Geel
D
Paars

Slide 26 - Quiz

Welke techniek gebruik je om lijnen over elkaar te zetten om schaduw te maken?
A
Arceren
B
Krassen
C
Pointilleren
D
Doezelen

Slide 27 - Quiz

Midden: vincentvanblog
youtube

Slide 28 - Diapositive