- Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
- Samenstellingen schrijf je aan elkaar: slangenbeet, slangenexpert (als je 1 klemtoon hoort dan aan elkaar)
- Tussen twee werkwoorden zet je een komma!
- Zinnen beginnen nooit met een voegwoord, dus niet met
en, maar, dus, bijvoorbeeld.
- Verwijs niet naar tussenkopje maar gewoon benoemen