VERVOEGEN

1 / 28

Slide 1: Vidéo

SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

La durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

telefoon

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quítate la gorra (pet, hoodie), el chicle a la papelera (kaugom)...

1 uur klas: mag niet - ¿por qué?

2 uur klas, wanneer de docent een pausje roept: geen 2 leerlingen tegelijkertijd.

Slide 3 - Diapositive

Jullie kunnen dit ook gebruiken voor jullie opdracht voor OWH

wat weet je nog over werkwoorden in het Spaans?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Lee. Wat is de correcte definitie van vervoegen?

Conjugeren, de vormverandering weergeven

Betaling van schuld, Bewijzen

Achteraf beoordelen, begroten

de regels voor het maken van zinnen én woorden

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de vorm van infinitief?

werkwoord zonder vervoegen

werkwoord met meervoud

werkwoord met -ar vervoeging

de toekomst

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de infinitiefvorm in NL eindet op -en
in het Engels schrijf je een "to" voor, in het Spaans:

eindet met -EN, net als NL

Eindet met -AR

Eindet met -ER -IR

B en C

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In het Spaans moet je altijd het voornaamwoord voor het werkwoord schrijven

verdadero

falso

Slide 8 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

hoe weet je in het Spaans welke persoon doet de actie?

van het context

van intuitie

de beëindiging van het werkwoord

het voornaamwoord: yo-tú-él

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De "IK"persoon eindet altijd met:

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

de "jij"persoon eindet altijd met:

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappen om te vervoegen

Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar -er of -ir
Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
plaats de bijbehorende uitgang achter de stam
kijk of je misschien de stamklinker moet veranderen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de werkwoorden in de juiste vorm naar de juiste plek.

3. Pablo es el vecino, _________ enfrente (vivir)

1. Sam _______________ con "cochecitos" (jugar).

2. Ana y Lola __________ en Barcelona (vivir).

5. Lola ________ deporte en la bicicleta (hacer).

4. Sam ____________ de America (ser)

6. El ex de Lola _____________ un e-mail (escribir)

vive

juega

viven

hace

escribe

juegan

juegas

vives

vivo

eres

escribo

soy

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende vormen

Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

Een werkwoord kan je vervoegen.

Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken. in het Nederlands "hebben" vs Spaans:

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

heb

hebt

heeft

hebben

tengo

tienes

tiene

tenemos

tenéis

tienen

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de werkwoorden in de juiste vorm naar de juiste plek.

3. Pablo es el vecino, _________ enfrente (vivir)

1. Sam _______________ con "cochecitos" (jugar).

2. Ana y Lola __________ en Barcelona (vivir).

5. Lola ________ deporte en la bicicleta (hacer).

4. Sam ____________ de America (ser)

6. El ex de Lola _____________ un e-mail (escribir)

vive

juega

viven

hace

escribe

juegan

juegas

vives

vivo

eres

escribo

soy

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

patronen

vinden

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel mee welke patronen zie je, wat herhaalt zich altijd

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

ER IR zijn gelijk

timer

10:00

1) Personen

yo + iemand anders = nosotros (wij)
tú + iemand anders = vosotros (jullie)
iemand + iemand = ellos..(zij)

2) Vervoeging [-ER]

3) Vervoeging [-IR]

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie kan en wil de vervoeging van HABLAR

uitleggen voor 10 valepuntos?

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

¡puerta a la libertad!

FREE ME!

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

VERVOEGEN

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Sondage

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Question de remorquage

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Question de remorquage

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Question de remorquage

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Question de remorquage

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci

VERVOEGEN

4. SER/ESTAR

VERVOEGEN

VERVOEGEN

VERVOEGEN + 21.09 SP2

3. VERVOEGEN

mar 10-2

herhaling J1-p2