VERVOEGEN + 21.09 SP2

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

                          telefoon 

Slide 2 - Diapositive

bereid je voor:
1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla
2. heb je schrift (libreta) klaar
3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.
4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister
aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

Slide 3 - Diapositive

¿Qué tal la clase?

Slide 4 - Diapositive

¿Tienes un bolígrafo? 
sí/no tengo un bolígrafo

¿Tienes una libreta?
sí/no tengo una libreta

¿Tienes un laptop? 
sí/no tengo un laptop
Heb je een pen?
ja/ ik heb (g)een pen

Heb je een schirft?
ja/ ik heb (g)een schrift

Heb je een laptop?
ja/ ik heb (g)een laptop

Slide 5 - Diapositive

bereid je voor:
1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla
2. heb je schrift (libreta) klaar
3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.
4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister
aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

Slide 6 - Diapositive

                                                je nummer?
Lijst
los números
    --->

Slide 7 - Diapositive

Lesdoelen
- vervrisser: vervoegen
- doel: je kan een zin goed vervoegen ook als je het werkwoord niet kent.

Slide 8 - Diapositive

Hoe?
1. theorie: 5 min
2. in stappen
3. doen tijdens theorie
4. Lied
5. maak een lied / mnemotechniek + presenteren
6. EXIT TICKET

Slide 9 - Diapositive

escribe en la libreta

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

VERVOEGEN

Slide 12 - Diapositive

Verschillende vormen
Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.
Ik
Jij 
Hij/zij/het
Wij 
Jullie
Zij
Een werkwoord kan je vervoegen.
Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken. in het Nederlands "hebben" vs Spaans:

Ik
Jij
Hij/zij/het
Wij
Jullie
Zij
heb
hebt
heeft
hebben
hebben
hebben
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 13 - Diapositive

De regelmatige werkwoorden op -ar
  • Het vervoegen van werkwoorden, wat is dat?
  • In het Spaans zijn er 3 soorten werkwoorden. 

hablar
De Spaanse werkwoorden eindigen op:
-ar
-er
-ir
hablar
trabajar
caminar
estudiar
bailar
cantar
  • Bovenstaande werkwoorden zijn de hele werkwoorden.
  • Als je -ar van de werkwoorden afhaalt heb je de stam.           (camin, bail, trabaj, estudi, habl, cant)

Slide 14 - Diapositive

Stap 1: 
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 15 - Diapositive

Stap 2: 
leer de vervoegingen van -ar

yo
as
él / ella/ usted
a
nosotros / nosotras
amos
vosotros / vosotras
áis
ellos / ellas / ustedes
an
Deze uitgangen plak je achter de stam!
neem dit schema allemaal 
over in je schrift!

Slide 16 - Diapositive

Stappenplan
hablar = praten
Nu wil je zeggen jij praat. (voorbeeld)

1. Haal -ar van het hele werkwoord af: habl (dit is de stam)
2. Wat is de jij-vorm?
3. Welke vervoeging staat er bij tú? as
4. plak de vervoeging achter de stam = habl + as = hablas 

                                       JIJ PRAAT = (TÚ) HABLAS 

Slide 17 - Diapositive

Un ejemplo / een voorbeeld
Omdat iedere persoon een uniek werkwoord heeft, laten Spanjaarden het persoonlijke voornaamwoord vaak weg. 

Slide 18 - Diapositive

Hoe?
1. baby steps: 5 min
2. doen tijdens theorie: 5min
3. Lied: 4min
5. maak een lied / mnemotchniek + presenteren: selbstandig
30 min
6. EXIT TICKET

Slide 19 - Diapositive

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 20 - Diapositive

necesitas el laptop

Slide 21 - Diapositive

HABLAR
COMER
VIVIR
habl

habl

habl

habl

habl

habl
com

com

com

com

com

com
viv

viv

viv

viv

viv

viv
- o
- o
- o
- as
- amos
- a
- áis
- an
- es
- es
- e
- emos
- en
- éis
- e
- imos
- ís
- en

Slide 22 - Question de remorquage

samenvatting:
  • Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie:             -ar -er of -ir
  • Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
  • plaats de bijbehorende uitgang achter de stam
  • ksoms verandert de stamklinker in het enkelvoud en "ellos"= zij in meervoud

Slide 23 - Diapositive

patronen
vinden

Slide 24 - Diapositive

ER IR zijn gelijk
timer
10:00
1) Personen
  • yo + iemand anders = nosotros (wij)
  • tú + iemand anders = vosotros (jullie)
  • iemand + iemand = ellos..(zij)
2) Vervoeging [-ER]
3) Vervoeging [-IR]

Slide 25 - Diapositive

Hoe?
1. theorie: 5 min
2. in stappen
3. doen tijdens theorie
4. Lied
5. maak een lied / mnemotchniek + presenteren
6. EXIT TICKET

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Groep
Ada, Ahmed, Esle,. Joshua, Kaj, 
Noori, Yusuf H, Ravi

Slide 28 - Diapositive

Hoe?
1. theorie: 5 min
2. in stappen
3. doen tijdens theorie
4. Lied
5. maak een lied / mnemotchniek + presenteren
6. EXIT TICKET

Slide 29 - Diapositive

EXIT TICKET:
uitgang van -ar -er -ir

Slide 30 - Diapositive

pausa

Slide 31 - Diapositive

Verschillende vormen
Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.
Ik
Jij 
Hij/zij/het
Wij 
Jullie
Zij
Een werkwoord kan je vervoegen.
Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken. in het Nederlands "hebben" vs Spaans:

Ik
Jij
Hij/zij/het
Wij
Jullie
Zij
heb
hebt
heeft
hebben
hebben
hebben
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 32 - Diapositive

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Ik = yo 
Jij = tú 
Hij/zij= él/ella
Wij = nosotros/as
Jullie = vosotros/as
Zij = ellos/ellas

Slide 33 - Diapositive

HABLAR
COMER
VIVIR
habl

habl

habl

habl

habl

habl
com

com

com

com

com

com
viv

viv

viv

viv

viv

viv
- o
- o
- o
- as
- amos
- a
- áis
- an
- es
- es
- e
- emos
- en
- éis
- e
- imos
- ís
- en

Slide 34 - Question de remorquage

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 35 - Diapositive

Sleep de werkwoorden in de juiste vorm naar de juiste plek. 
3.  Pablo es el vecino, _________ enfrente (vivir)
1. Sam _______________ con "cochecitos" (jugar).
2. Ana y Lola __________ en Barcelona (vivir).
5. Lola ________ deporte en la bicicleta (hacer).
4. Sam ____________ de America (ser)
6. El ex de Lola _____________ un e-mail (escribir)
vive
juega
viven
es
hace
escribe
juegan
juegas
vives
vives
vivo
eres
escribo
soy

Slide 36 - Question de remorquage

patronen
vinden

Slide 37 - Diapositive

Deel mee welke patronen zie je, wat herhaalt zich altijd

Slide 38 - Question ouverte

timer
10:00
1) Personen
  • yo + iemand anders = nosotros (wij)
  • tú + iemand anders = vosotros (jullie)
  • iemand + iemand = ellos..(zij)
2) Vervoeging [-ER]
3) Vervoeging [-IR]

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Eerst, de theorie :-) 


Slide 41 - Diapositive