26B

26B en de coniunctivus in de bijzijn
r. 1-4
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

26B en de coniunctivus in de bijzijn
r. 1-4

Slide 1 - Diapositive

Indicativus
Imperativus
coniunctivus
infinitivus
participium
cognovi (1)
facere (2)
rogem (4)
sit (4)

Slide 2 - Question de remorquage

rogem (r. 4): Welke gebruik van de coniunctivus is hier toegepast?
A
afhankelijke vraag
B
finalis na ut (doel)
C
consecutivus na ut (gevolg)
D
finalis in betr. bijzin (doel)

Slide 3 - Quiz

sit (r. 4): Welke gebruik van de coniunctivus is hier toegepast?
A
afhankelijke vraag
B
finalis na ut (doel)
C
consecutivus na ut (gevolg)
D
finalis in betr. bijzin (doel)

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

r. 5-9

Slide 6 - Diapositive

Indicativus
Imperativus
coniunctivus
infinitivus
participium
audiens (8)
exclamavit (9)
cubuit (9)
praeteriens (5)
cubuissent (5)
nolebam (7)
coegit (7)

Slide 7 - Question de remorquage

praesens
imperfectum
perfectum
plusquam perfectum
futurum exactum
audiens (8)
exclamavit (9)
cubuit (9)
praeteriens (5)
cubuissent (5)
nolebam (7)
coegit (7)

Slide 8 - Question de remorquage

cubuissent (r. 5): Welke gebruik van de coniunctivus is hier toegepast?
A
afhankelijke vraag
B
finalis na num(doel)
C
consecutivus na num (gevolg)
D
na een ww van vrezen

Slide 9 - Quiz

Naar wie verwijst eos (r. 5)?

Slide 10 - Question ouverte

Naar wie verwijst ea (r. 7)?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Welke naamval en functie heeft:
me (r. 7)?
A
nom - onderwerp
B
acc - lijdend vw
C
abl - aanvulling bij ww

Slide 13 - Quiz

Welke naamval en functie heeft:
haec (r. 8)?
A
nom ev - onderwerp
B
nom mv- onderwerp
C
acc ev - lijdend vw
D
acc mv - lijdend vw

Slide 14 - Quiz

Welke naamval en functie heeft:
iratus (r. 8)?
A
nom ev - onderwerp
B
nom ev- naamwoordelijk deel
C
nom ev - bijv. bepaling
D
nom ev - praedicatieve bepaling

Slide 15 - Quiz

r. 10-13

Slide 16 - Diapositive

Indicativus
Imperativus
coniunctivus
infinitivus
participium
dixit (12)
Relegetur (13)
dicatur (13)
affectus erat (10)
reciperet (10)
lugebat (11)
relinquens  (12)

Slide 17 - Question de remorquage

praesens
imperfectum
perfectum
plusquam perfectum
dixit (12)
Relegetur (13)
dicatur (13)
affectus erat (10)
reciperet (10)
lugebat (11)
relinquens  (12)

Slide 18 - Question de remorquage

reciperet (r. 10): Welke gebruik van de coniunctivus is hier toegepast?
A
afhankelijke vraag
B
finalis na ut (doel)
C
consecutivus na ut (gevolg)
D
finalis in betr. bijzin (doel)

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

relegetur en dicatur (r. 13): welke gebruik van de coniunctivus is hier toegepast?
A
afhankelijke vraag
B
adhortativus
C
irrealis
D
potentialis

Slide 21 - Quiz

r. 14-16

Slide 22 - Diapositive