examenvoorbereiding 9/5

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

examentraining havo 2023

Aanpak examenvragen

Hoe pak je het aan?

Een tandenborstel en tandpasta zijn voorbeelden van ...

1. complementaire goederen
2. substitutiegoederen
3. inferieure goederen

Wat is een drempelinkomen? Het inkomen ....

1. tot waar men inferieure goederen koopt
2. dat men minstens nodig heeft om noodzakelijke goederen te kunnen kopen
3. vanaf waar men luxe goederen gaat kopen

vraag 1

Wat is een monopolie?

1. Een gezellig bordspel
2. Een bedrijf dat aandelen uitgeeft
3. Het alleenrecht op de handel in een product
4. Meerdere bedrijven die opgaan in één bedrijf

Wat is onjuist over volkomen concurrentie?

1. Veel concurrentie
2. Prijs wordt bepaald door vraag en aanbod
3. Heterogene goederen
4. Veel aanbieders

Wat betekent averechtse selectie?

1. Een verzekeraar selecteert de verzekerden niet eerlijk
2. Verzekerden hebben een kleine kans op schade
3. Een hogere premie voor risicozoekers
4. Goede risico's verzekeren zich niet, slechte risico's wel

vraag 4 en 5

Wat is een ander woord voor importheffing?

1. exportsubsidie
2. inportquote
3. invoerrechten
4. protectiemaatregelen

vraag 6 en 7

De lopende rekening is …

1. hetzelfde als de betalingsbalans
2. de goederen – en de dienstenrekening
3. de goederen-, diensten en inkomensrekening
4. hetzelfde als de salderingsrekeningen

vraag 8 en 9

Wat is de dominante strategie?

1. 420; 380
2. 510 ; 240
3. 270 ; 480
4. 480 ; 440

vraag 10 en 11

AOW is gebaseerd op het kapitaaldekkingsstelsel

1. Juist
2. Onjuist

vraag 12, 13 en 14

vraag 15

Wie horen er bij de beroepsbevolking?

1. Vacatures + werkenden
2. Werklozen + werkenden
3. Vacatures + werklozen

vraag 16

Wat past bij laagconjunctuur?

1. Weinig vraag naar leningen en en stijgende rente
2. Veel vraag naar leningen en een stijgende rente
3. Weinig vraag naar leningen en een dalende rente
4. Veel vraag naar leningen en een dalende rente

vraag 17,18 en 19

vraag 20 en 21

vraag 22

Wie heeft een lagere risico-aversie

1. Beleggers
2. Spaarders

WAT kan je met de elasticiteit van de vraag berekenen?

1. Welke prijs ik moet vragen.
2. Hoe de vraag verandert als het inkomen verandert
3. Wat mijn concurrenten doen als ik de prijs verander
4. Hoe de vraag verandert als ik mijn prijs verander

vraag 23

vraag 24 en 25

26,27 en 28

1. Leg uit wat er met de lonen gebeurt als de werkloosheid stijgt

2. Geef twee redenen waarom de inflatie toeneemt als de lonen stijgen

3. Hoe kan de rente de investeringen beïnvloeden?

4. Leg uit wat er met het aanbod van arbeid gebeurt als de lonen stijgen

5. Wat gebeurt er met de koers van de euro als de rente in Europa stijgt?

6. Wat gebeurt er met de vraag naar Europese producten als de koers van de euro stijgt?

7. Wat gebeurt er met de wisselkoers als de import stijgt?

8. Als de concurrentiepositie verslechtert, wat gebeurt er dan met de koers van de euro?

En nu op EXAMEN niveau

9. Welke invloed heeft economische groei op het tekort van de overheid?

10. Wat gebeurt er met de overheidsuitgaven als de rente stijgt? Hint: betrek de staatsschuld in je antwoord!

11. Beredeneer dat als de lonen in een land stijgen, de wisselkoers via de exportkant kan dalen.

12. Beredeneer dat als de lonen in een land stijgen, de wisselkoers via de importkant kan dalen.

13. Leg uit dat de concurrentiepositie van een land kan dalen door een rentestijging.

14. Leg uit wat er met het saldo op de lopende rekening gebeurt in tijden van hoogconjunctuur.

15. Leg via de export uit wat er met de inflatie gebeurt als de wisselkoers daalt.

16. Leg via de import uit wat er met de inflatie gebeurt als de wisselkoers daalt.

vragen?