Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Leren redeneren
Slide 1 - Diapositive
1) Beredeneer dat een loonstijging de werkgelegenheid kan laten stijgen maar ook dalen.
Slide 2 - Question ouverte
2) Wat gebeurt er met de koers van een valuta als een land een betalingsbalanstekort heeft?
Slide 3 - Question ouverte
3) Beredeneer wat er gebeurt met de koersen van aandelen als de rente stijgt.
Slide 4 - Question ouverte
4) Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt.
Slide 5 - Question ouverte
5) Leg uit waarom de bestedingen meer dan evenredig stijgen door een stijging van de overheidsbestedingen.
Slide 6 - Question ouverte
6) Beredeneer wat er gebeurt met de valuta koers van een land met een sterk stijgende export.
Slide 7 - Question ouverte
7) Leg uit dat als de overheidsbestedingen dalen, je op lange termijn terugkeert naar de potentiële productie. (Redeneer via het IS-MB-GA model).
Slide 8 - Question ouverte
8) Wat gebeurt er met de overheidsvoorzieningen als de overheid een groot financieringstekort heeft?
Slide 9 - Question ouverte
9) Leg uit of verhoging van de uitgaven of een belastingverlaging het meest effectief is om de economie te stimuleren in laagconjunctuur.
Slide 10 - Question ouverte
10) Beredeneer hoe een overheid de inflatie kan bestrijden met een belastingmaatregel.
Slide 11 - Question ouverte
11) Beredeneer hoe een efficiëntere productie bij bedrijven de inflatie kan bestrijden.
Slide 12 - Question ouverte
12) Beschrijf hoe een land onderbesteding kan bestrijden m.b.v. een renteaanpassing.
Slide 13 - Question ouverte
13) Leg uit dat het geaggregeerde aanbod daalt als de inflatie lager is dan de verachte inflatie.
Slide 14 - Question ouverte
14) Beredeneer wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de refi-rente stijgt.
Slide 15 - Question ouverte
15) Beredeneer wat er gebeurt (door binnenlandse factoren) met de maatschappelijke geldhoeveelheid als de rente stijgt.
Slide 16 - Question ouverte
16) Beredeneer wat er gebeurt (door buitenlandse factoren) met de maatschappelijke geldhoeveelheid als de rente daalt.
Slide 17 - Question ouverte
17) Wat gebeurt er met de inflatie als een land een betalingsbalansoverschot heeft?
Slide 18 - Question ouverte
18) Beredeneer de gevolgen van een loonstijging voor de concurrentiepositie van een land en daarmee de werkgelegenheid in dat land.
Slide 19 - Question ouverte
19) Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de rente stijgt.
Slide 20 - Question ouverte
20) Beschrijf wat er gebeurt met de werkgelegenheid als de overheid een groot financieringstekort heeft?
Slide 21 - Question ouverte
21) Wat gebeurt er met de werkgelegenheid in een land als de valutakoers van dat land is gestegen?
Slide 22 - Question ouverte
22) Wat gebeurt er met de deviezenvoorraad als een land een betalingsbalanstekort heeft?
Slide 23 - Question ouverte
23) Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de rente stijgt.
Slide 24 - Question ouverte
24) Beschrijf hoe een overheid overbesteding kan bestrijden m.b.v. het anticyclisch begrotingsbeleid.
Slide 25 - Question ouverte
25) Beredeneer (via de kredieten) waarom een overheid de inflatie kan bestrijden met een renteverhoging.
Slide 26 - Question ouverte
26) Beredeneer de gevolgen van een loonstijging voor de werkgelegenheid via investeringen.
Slide 27 - Question ouverte
27) Wat gebeurt er met de particuliere investeringen als de overheid een begrotingsoverschot heeft?
Slide 28 - Question ouverte
28) Wat is met de loonkosten gebeurd als de werkgelegenheid is gestegen?
Slide 29 - Question ouverte
29) Beredeneer wat de consequenties zijn als een daling van de loonkosten door bedrijven niet wordt doorgerekend in de eindprijzen.
Slide 30 - Question ouverte
30) Beredeneer wat er gebeurt met de particuliere bestedingen als de refi-rente stijgt.
Slide 31 - Question ouverte
31) Leg uit hoe de renteverlaging van de Centrale Bank heeft geleid tot een verbetering van de lopende rekening.
Slide 32 - Question ouverte
32) Beredeneer wat er gebeurt met de effectieve vraag en de inflatie als de maatschappelijke geldhoeveelheid daalt.
Slide 33 - Question ouverte
33) Beredeneer wat er gebeurt met de valuta koers van een land met een sterk dalende import.
Slide 34 - Question ouverte
34) Wat gebeurt er met de werkgelegenheid als de belastingen worden verhoogd?
Slide 35 - Question ouverte
35) Leg uit dat als de overheidsbestedingen dalen dit resulteert in uitverdieneffecten
Slide 36 - Question ouverte
36) Leg uit dat het stimuleren van de economie door de overheid ervoor kan zorgen dat de staatschuldquote kan dalen.
Slide 37 - Question ouverte
37) Beredeneer wat de Europese Centrale Bank met de refi-rente in Europa moet doen ter bestrijding van de inflatie in Europa.
Slide 38 - Question ouverte
38) Beschrijf welke mogelijkheden een overheid heeft de onderbesteding te bestrijden.
Slide 39 - Question ouverte
39) Beredeneer de gevolgen van een loonstijging voor de conjuncturele werkloosheid
Slide 40 - Question ouverte
40) Beredeneer de gevolgen van een loonstijging voor de natuurlijke werkloosheid
Slide 41 - Question ouverte
41) Leg uit of arbeidsmigratie pro of anticylisch is en waarom.
Slide 42 - Question ouverte
42) Beredeneer wat er gebeurt met de inflatie als de refi-rente (in Europa) daalt.
Slide 43 - Question ouverte
43) Wat gebeurt er met de werkgelegenheid als de overheidsbestedingen worden verhoogd?
Slide 44 - Question ouverte
44) Leg uit wat er gebeurt met de inflatie als het inkomen stijgt.
Slide 45 - Question ouverte
45) Leg uit dat een degressief belastingstelsel leidt tot denivellering.
Slide 46 - Question ouverte
46) Leg uit dat investeringen in r&d (innovatie) door bedrijven en overheid leidt tot een overschot op de lopende rekening.
Slide 47 - Question ouverte
47) Leg uit hoe asymmetrische informatie leidt tot averechtse selectie.
Slide 48 - Question ouverte
48) Leg uit dat je bij twee dominantie acties je wel altijd een evenwicht hebt (1), maar bij een evenwicht niet altijd twee dominantie acties moet hebben (2).
Slide 49 - Question ouverte
49) Beredeneer dat als een land een vaste wisselkoers heeft en vrij kapitaalverkeer met het buitenland, de centrale bank van dat land kan geen onafhankelijke rentepolitiek voeren.
Slide 50 - Question ouverte
50) Beredeneer waarom je op een beursgenoteerd bedrijf je te maken kan hebben met een principaal agent relatie.