1MH H3 herhaling werkwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Werkwoordelijk gezegde

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.

1. juist
2. onjuist

Het werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meerdere werkwoorden.

1. juist
2. onjuist

Mijn buurman legt de lat hoog.
Legt =

1. alleen persoonsvorm
2. persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
3. alleen werkwoordelijk gezegde

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De dieren hebben om negen uur allemaal gegeten.

1. gegeten
2. hebben
3. hebben allemaal gegeten
4. hebben gegeten

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Ik zou morgen frites willen eten.

1. zou
2. frites
3. zou willen eten
4. zou eten

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Taarten mogen volgens hen alleen gebakken worden ter ere van een bijzondere gelegenheid, zoals een verjaardag.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

'De kat lag te slapen.'

1. lag slapen
2. lag
3. lag te slapen
4. slapen

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

1. heeft
2. heeft gehaald
3. gehaald
4. heeft gisteren gehaald

Noteer het werkwoordelijke gezegde.
Liever wilde Nelske bij haar vriendin blijven eten.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Daar help ik de klanten.

1. de klanten
2. help
3. daar
4. ik

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Na het klassenfeest ruimen de leerlingen met elkaar de rommel op.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren een brief ontvangen.'

1. heeft
2. heeft ontvangen
3. ontvangen
4. heeft gisteren ontvangen

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Heb je in de zomervakantie veel nieuwe computerspelletjes gedownload?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik begin altijd om acht uur.

1. altijd
2. begin om
3. ik
4. begin

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Tijdens de vakantie belde de postbode tevergeefs aan bij de buren.

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:

1. de persoonsvorm
2. het naamwoordelijk gezegde
3. het werkwoordelijk gezegde
4. het werkend voorwerp

Gaat Joris vanavond skaten?

Het werkwoordelijk gezegde =

1. gaat
2. Joris
3. vanavond
4. gaat skaten

Noteer het werkwoordelijk gezegde.
Binnenkort voeren politieagenten fietscontroles uit.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

'De hond was aan het blaffen.'

1. blaffen
2. het blaffen
3. was
4. was aan het blaffen

Wat is de afkorting van het werkwoordelijk gezegde?

1. wg
2. wwg
3. ww gez