ww spelling hs 3 en 4

Denk even na over de spelling....
 
  • groentesoep of groentensoep
  • politieagent of politie-agent
  • verkiezingstrijd of verkiezingsstrijd



1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Denk even na over de spelling....
 
  • groentesoep of groentensoep
  • politieagent of politie-agent
  • verkiezingstrijd of verkiezingsstrijd



Slide 1 - Diapositive

Spelling van lastige werkwoorden
hs 3 en 4

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je al?
Pak pen en papier. Schrijf de correcte vorm op.

  • De leerling-verpleegster ... (verbinden) de wond zo zorgvuldig mogelijk.
  • Na een moeizaam begin ... (werken) Sam nu hard voor een mooi cijfer.
  • ... (vertrouwen) jij Erna jouw nieuwe spijkerjack toe?
  • Morgen ... (worden) jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.



Slide 3 - Diapositive

Startopdracht (antwoorden)
Pak pen en papier. Schrijf de correcte vorm op.

  • De leerling-verpleegster verbindt de wond zo zorgvuldig mogelijk.
  • Na een moeizaam begin werkt Sam nu hard voor een mooi cijfer.
  • Vertrouw jij Erna jouw nieuwe spijkerjack toe?
  • Morgen word jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.

Tip: gebruik smurfen of lopen



Slide 4 - Diapositive

Werkwoordsvormen en werkwoordstijden
Een werkwoord heeft verschillende werkwoordsvormen:
  • infinitief (inf): rennen
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): ik ren, jij rent, wij rennen
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt): rende, renden, 
  • voltooid deelwoord (vd): gerend
  • onvoltooid deelwoord (od): rennend (altijd: infinitief + d)
  • bijvoeglijk naamwoord (bv): rennende jongen
  • gebiedende wijs: ren!

Slide 5 - Diapositive

Het stappenplan voor al je werkwoorden:

Slide 6 - Diapositive

Jij vin.... werkwoordspelling moeilijk om te leren
A
Vindt
B
Vind

Slide 7 - Quiz

.... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 8 - Quiz

Om een juiste keuze maken moet je eerst ...
een keuze maken tussen:
* infinitief
* persoonsvorm tt
* persoonsvorm vt
* bijvoeglijk naamwoord
* voltooid deelwoord
* onvoltooid deelwoord

Slide 9 - Diapositive

De pvtt waar al een d of t in zit,
 schrijf je in het meervoud met -den en -ten.
voorbeeld:
* Die slakken in de tuin bestrijden (pvtt) we met speciale korrels.
* De kranten berichten (pvtt) elke dag over de Haagse politiek.

Let op:
bij infinitieven met -dd- of -tt- heeft ook de pvtt meervoud -dd- of -tt-
Voorbeeld: Veel Engelsen wedden (pvtt) graag bij de paardenraces.
Het infinitief dus: dat is gewoon het hele werkwoord. 

Slide 10 - Diapositive

Op de Waddeneilanden ... (stranden) ook nu nog geregeld jonge potvissen.

Slide 11 - Question ouverte

Bij een pvvt waar al een d of t in zit komt er een d of t bij:
* Als in het infinitief één -d of één -t staat (bv. verlichten of bevrijden), schrijf je de pvvt met -dde(n) of -tte(n).

  • De brandweerlieden bevrijdden (pvvt, meervoud) de automobilist uit zijn auto. 
  • De brandweerman bevrijdde (pvvt, enkelvoud) de automobilist uit zijn auto

Slide 12 - Diapositive

Ik ... (besteden, pvvt) geen aandacht aan de vele geïrriteerde mensen.

Slide 13 - Question ouverte

Maar een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk.
Voorbeeld:
* De militairen brachten de bevrijde (bn) gijzelaars naar het hospitaal.
Let op:
* bij infinitieven met -dd- of -tt- heeft ook het bijvoeglijk naamwoord -dd- of -tt-
Voorbeeld: De verrotte aardappels.
Geen bn maar pvvt?
Geen bn maar pvvt: 

Meervoud:
De militairen bevrijdden de gijzelaars.

Enkelvoud:
De militair bevrijdde de gijzelaars

Slide 14 - Diapositive

Ik kan niet goed studeren in die slecht ... (verlichten) kamer.

Slide 15 - Question ouverte

Welke vorm: inf, pvtt, pvvt of bn?
De ...(berechten) crimineel ... (achten) zijn straf te zwaar, maar volgens de rechtbank moest hij flink ... (boeten) voor zijn misdaden.

Slide 16 - Question ouverte

Kies nu de juiste spelling:
De ...(berechten) crimineel ... (achten) zijn straf te zwaar, maar volgens de rechtbank moest hij flink ... (boeten) voor zijn misdaden.

Slide 17 - Question ouverte

Maak een goede zin met het woord: belandde.

Slide 18 - Question ouverte

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 19 - Quiz

Het ... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurdde
C
gebeurdt
D
gebeurt

Slide 20 - Quiz

Het ....... (uitbreiden) verslag gaf een goed beeld van de situatie.
A
uitgebreide
B
uitgebreidde
C
uitgebreidte

Slide 21 - Quiz

De uit het water ..... (vissen) fiets was volledig verroest.
A
gevistte
B
geviste
C
gevisde

Slide 22 - Quiz

Hij ...... (aankaarten) tijdens de vergadering alle onregelmatigheden aan.
A
kaartte
B
kaarte
C
kaarten

Slide 23 - Quiz

De laaghangende zon kan je tijdens het fietsen behoorlijk ...... (verblinden)
A
verblindden
B
verblinden
C
verblindt

Slide 24 - Quiz

Het ..... (schrobben) tuinhekje blinkt in de zon.
A
geschrobte
B
geschrobde
C
geschrobt
D
geschrobd

Slide 25 - Quiz

Tijdens de eerste dagen in de vreemde stad .... (missen) ik mijn vrienden in Nederland enorm.
A
mistte
B
misde
C
miste

Slide 26 - Quiz

De ...... (verwaarlozen) fabrieken worden nu eindelijk gesloopt.
A
verwaarlooste
B
verwaarloosdde
C
verwaarloosde

Slide 27 - Quiz

De hovenier geeft de zojuist ....... (planten) struiken voldoende water voor de rest van de week.
A
geplantte
B
geplante
C
geplandte

Slide 28 - Quiz

Ik was het niet van plan, maar ik besloot hem toch maar te ..... (beantwoorden)
A
beantwoorden
B
beantwoordden
C
beantwoordde

Slide 29 - Quiz

De rechercheurs ..... (verhoren) de verdachte op een vrij agressieve manier.
A
verhoorde
B
verhoordden
C
verhoorden

Slide 30 - Quiz

ww met -d of -t in de stam
  • bijv. antwoorden, melden / berichten, verlichten
  • is het de persoonsvorm? in welke tijd staat het ww?

  • Vandaag ......(melden) je je bij de GGD voor een test. 
  • Gisteren ...... (landen) het vliegtuig op tijd.
  • Het .....(landen) vliegtuig is weer vertrokken. 
  • Vandaag .... (berichten) het AD over de rellen
  • Gisteren .....(verlichten) de maan het hele veld

Slide 31 - Diapositive

ww met -dd of -tt in de stam
  • bijv. wedden / letten



  • Vandaag ......(wedden) we om een reep chocola.
  • Gisteren ...... (wedden) we om een reep chocola.
  • Vandaag .... (letten) de leerlingen goed op. 
  • Gisteren .....(letten) de leerlingen goed op. 
  • Gisteren ....(letten) Jinda goed op.

Slide 32 - Diapositive

Wat heb je geleerd?

Slide 34 - Carte mentale

Welke vraag heb je nog?

Slide 35 - Carte mentale