2.8 Spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 1

2 Spelling

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Terugblik vorige les

De persoonsvorm

• Is het werkwoord in de zin;
• Is het werkwoord wat verandert van tijd;
• Komt bij een vraagzin vooraan in de zin te staan;
• Is het werkwoord dat in meervoud of enkelvoud verandert. 

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord geeft aan:

1. mens, dier of ding
2. wat iets/iemand doet of wat iets/iemand kan overkomen
3. wanneer, hoe of waar iets gebeurt
4. dat iemand iets maakt

Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm

Janneke

is

gisteren

naar de supermarkt

geweest.

Leerdoel van vandaag 

• Je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd  spellen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

In de tegenwoordige tijd heeft de persoonsvorm drie vormen:

Eindigt de ik-vorm op een -d?

Dan schrijf je: ik vind, vind jij, jij vindt, hij vindt, wij vinden

Eindigt de ik-vorm op een -t?

Dan schrijf je: ik zit, zit jij, jij zit, hij zit, wij zitten

Ik-vorm	Ik vorm + t	Hele werkwoord
Ik lach lach jij	Jij lacht Hij lacht	Wij lachen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Ik

Jij/je/u

Hij/zij/het

Wij/jullie/zij

ik-vorm

ik-vorm + t

Hele werkwoord

Mohammed .............................. morgen naar een nieuw huis.

Sjaan heeft haar moeder gisteren ..............................

Tip!

Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd

Tip!

Voltooid Deelwoord

verhuist

verhuisd

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. hij onthoud
2. hij onthoudt

Zelfstandig werken

Ga naar de digitale omgeving blok 2

Spelling

Maken 2.8 alle opdrachten 

Wat niet af is wordt huiswerk 

voor donderdag...

Klaar?

Zelftoets spelling 

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Hij ......(zwaaien) naar haar.

1. zwaai
2. zwaait
3. zwaaide
4. gezwaaid

Zelfstandig werken

Afmaken in deze les:

Hoofdstuk 1 paragraaf 8 spelling

opdracht 1 t/m 4 en opdracht 9 (dicteewoorden)

Hoofdstuk 2 paragraaf 8 spelling

Opdracht 1 t/m 7

Dit moet vandaag in de les af. 

Ben je klaar?

Kom dan even bij me. 

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. hij bediend
2. hij bedient
3. hij bediende
4. hij bediente