Kijkopdracht: Wohnungslos - Wie kann man Menschen ohne Zuhause helfen? (neuneinhalb)

Übersetze (Vertaal) diese Sätze 



Wat is het verschil tussen deze zinnen? 
Schrijf het verschil met de vertaling in je boek
Ich habe Ferien
Ich hatte Ferien
Er ist in der Schule
Er war in der Schule 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Übersetze (Vertaal) diese Sätze 



Wat is het verschil tussen deze zinnen? 
Schrijf het verschil met de vertaling in je boek
Ich habe Ferien
Ich hatte Ferien
Er ist in der Schule
Er war in der Schule 

Slide 1 - Diapositive

Am Ende der Stunde kannst du


  • De verleden tijd van haben en sein zelfstandig toepassen
  • Fragen uit een video beantwoorden 

Slide 2 - Diapositive

haben und sein 

Slide 3 - Diapositive

haben und sein 
ich 
du 
er/sie/es
wir
ihr 
sie 
timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

haben und sein 
ich                            habe                                     bin
du                             hast                                      bist
er/sie/es                hat                                         ist
wir                            haben                                  sind
ihr                             habt                                      seid
sie                            haben                                  sind

Slide 5 - Diapositive

haben und sein verleden Tijd
ich 
du 
er/sie/es
wir
ihr 
sie 

Slide 6 - Diapositive

Haben und sein im Präteritum ( o.v.t)


Deze vormen heb je nodig als je wilt vertellen dat iets in de verleden tijd gebeurd is. Bijvoorbeeld; gisteren, vorige week etc.       


haben = hebben                              sein = zijn

                          o.v.t.                       o.v.t.

ich                   hatte                        war

du                   hattest                     warst

er/sie/es        hatte                         war

wir                  hatten                       waren

ihr                   hattet                        wart

sie/Sie            hatten                      waren

Slide 7 - Diapositive

Haben und sein 
was
Seite 109 Aufgabe 2 und 4
wie
selbstständig
Hilfsmittel
Grammatik /Sitznachbarn
Zeit
5 Minuten
Ziel
Grammatik anwenden 
Fertig?
Seite 99 Aufgabe 6 und 7 
timer
5:00

Slide 8 - Diapositive

14

Slide 9 - Vidéo

Ik kon de video goed volgen en de vragen beantwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Sondage

00:21
Hoeveel mensen leven in Duitsland op straat?

Slide 11 - Question ouverte

00:42
Welke dag is het?
A
zondag
B
maandag
C
dinsdag
D
woensdag

Slide 12 - Quiz

01:09
De producten uit de Karuna Kiosk zijn gratis voor dakloze mensen.
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

01:30
Hoeveel producten mag Hermann uitzoeken?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 14 - Quiz

03:19
Bespreek:
Waarom worden de "safe-kits" uitgedeeld?
timer
1:30

Slide 15 - Diapositive

03:43
Is een slaapplaats in de noodopvang gratis voor dakloze mensen?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

03:43
Kunnen daklozen de hele dag in de noodopvang blijven?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

04:06
Door Corona zijn veel noodopvanglocaties niet open. Wat is de reden dat ze niet open zijn?

Slide 18 - Question ouverte

04:19
Door Corona leven nu meer jongeren op straat.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

05:22
Waarom is Chiara zo betrokken bij de jongeren die het moeilijk hebben?

Slide 20 - Question ouverte

06:28
Waar zijn de dakloze mensen overdag het vaakst te vinden?
A
in het bos
B
in de binnenstad
C
in de buitenwijken
D
bij de rivier

Slide 21 - Quiz

07:12
Bespreek:
Dakloze jongeren vallen vaak niet eens op.
Waarom niet?
timer
1:30

Slide 22 - Diapositive

09:07
Bespreek:
Wat betekent het om op straat te leven?
timer
1:30

Slide 23 - Diapositive

08:49
Waarvoor kan de app gebruikt worden?

Slide 24 - Question ouverte

Haben und sein kan ik in de verleden tijd zelfstandig gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

 Das Verb haben.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 26 - Question de remorquage

Das Verb sein.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 27 - Question de remorquage

schreiben
was
Seite 110 Aufgabe 3 und 5
wie
selbstständig
Hilfsmittel
Grammatik / Vokabeln
Zeit
7 Minuten
Ziel
kurze Sätze schreiben können 
Fertig?
Seite 112 Aufgabe 6
timer
7:00

Slide 28 - Diapositive

Michael ........ zwei Brüder.

A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten

Slide 29 - Quiz

.......................... ihr im Laden?
A
waren
B
Ist
C
wart
D
Sein

Slide 30 - Quiz

Das Kind ....(haben) nicht geschlafen.
A
hat
B
habt
C
hatte
D
hattest

Slide 31 - Quiz