Grammaticale personen

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

1. De zin vragend maken
2. De zin in een andere tijd zetten
3. Wie of wat + persoonsvorm
4. Hoe + persoonsvorm

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Waaraan kun je zien of een zin in de 1e, 2e of 3e persoon staat?

1. Aan het onderwerp
2. Aan de persoonsvorm
3. Aan de tijd
4. Aan de lengte van de zin

Welk woord hoort bij de 1e persoon enkelvoud?

1. wij
2. jullie
3. ik
4. de man

Welk woord hoort er bij de 2e persoon enkelvoud?

1. wij
2. jullie
3. jij
4. de man

Welk woord hoort er bij de 3e persoon meervoud?

1. jullie
2. de pennen
3. wij
4. hij

Ik ontbijt.

In welke persoon staat deze zin?

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3e persoon enkelvoud

Hij bereidt.

In welke persoon staat deze zin?

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3e persoon enkelvoud
4. zin staat in het meervoud

Zij wil op paardrijden.

In welke persoon staat deze zin?

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3e persoon enkelvoud
4. 1e persoon meervoud

Jullie zijn een gezellige klas.

In welke persoon staat deze zin?

1. 1e persoon meervoud
2. 2e persoon meervoud
3. 2e persoon enkelvoud
4. 3e persoon meervoud

Wij proeven.

In welke persoon staat deze zin?

1. 1e persoon meervoud
2. 2e persoon meervoud
3. 3e persoon meervoud
4. 3e persoon enkelvoud

Schrijf een goede zin in de 1e persoon enkelvoud

Bereidde hij zich voor?

In welke persoon staat deze zin?

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3e persoon enkelvoud

Ik zal iets vertellen.

Wat is de 1e persoon enkelvoud in deze zin?

1. zal
2. Ik
3. iets
4. vertellen

Jullie werken erg hard.

Wat is de 2e persoon meervoud in deze zin?

1. erg
2. werken
3. hard
4. Jullie

De kinderen hebben lol gehad bij de Efteling.

Wat is de 3e persoon meervoud in deze zin?

1. Efteling
2. gehad
3. kinderen
4. lol

Hij eet een haring.

Wat is de 3e persoon enkelvoud in deze zin?

1. Hij
2. een
3. haring
4. eet

Schrijf een goede zin in de 3e persoon meervoud

Op school verveelt Lies zich vaak.

In welke persoon staat deze zin?
(Schrijf bijvoorbeeld: 1e persoon meervoud)

Wij zijn opgetogen over het resultaat!

In welke persoon staat deze zin?

Hoe kan ik zien of een zin in de 1e, 2e of 3e persoon staat?

Ik snap de 1e, 2e en 3e persoon

1. Ja, helemaal!
2. Ik vind het niet makkelijk, maar ook niet heel moeilijk
3. Ik weet het nog niet zo goed
4. Ik wil graag nog meer hulp hierbij

Wat heb ik nodig van de juf/meester om de 1e, 2e en 3e persoon te snappen