2.1. Fictie

2.1. Fictie
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

2.1. Fictie

Slide 1 - Diapositive

Lesopbouw
1. Lesdoelen
2. Voorkennis activeren
3. Instructie
4. Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen 
1. Aan het einde van de les kun je genres herkennen en het onderwerp benoemen 
2. Aan het einde van de les kun je het denken, voelen en handelen van de personages beschrijven
3. Aan het einde van de les kun je bepalen hoe herkenbaar en realistisch personages en gebeurtenissen zijn.

Slide 3 - Diapositive

Voorkennis activeren

Wat vind jij? Doe je blauwe papiertje omhoog als je het eens bent en je roze papiertje als je het oneens bent.
1. Waargebeurde verhalen zijn altijd interessant.
2. Een verhaal moet altijd spannend zijn, anders vind ik het niet leuk om te lezen. 
3. Verhalen moeten op de werkelijkheid lijken. 
4. Hoe meer fantasie er in een verhaal zit, hoe beter.
5. De gebeurtenissen in een soap lijken op hoe het in het echte leven gaat.

Slide 4 - Diapositive

realistische en niet realistische fictie
Een verhaal in een boek of film dat is verzonnen, noemen we fictie. Er zijn 2 soorten fictie:
1. Realistische fictie: het verhaal is verzonnen, maar de gebeurtenissen of personages lijken op dingen die ook in de werkelijkheid gebeuren.
2. Niet-realistische fictie: het verhaal is verzonnen en er zit zoveel fantasie in dat het niet echt kan gebeuren. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Is dit realistische fictie of niet-realistische fictie?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Vidéo

Is dit realistische of niet-realistische fictie?

Slide 10 - Question ouverte

Tijd en plaats in een verhaal
  • De tijd in een verhaal kan een belangrijke rol spelen. Zo is er een groot verschil tussen een verhaal dat zich afspeelt in de toekomst en een verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen. Ook het tijdstip waarop iets gebeurt, heeft invloed op de sfeer en spanning in een verhaal.

Slide 11 - Diapositive

Wat is een wisseling van tijd?
A
Teruggaan in de tijd
B
Teruggaan in de tijd om een gebeurtenis te beschrijven
C
Verder gaan in de tijd
D
Een reis door de tijd

Slide 12 - Quiz

Een verhaal speelt zich altijd af op een bepaalde plaats. De schrijver vertelt hoe de ruimte eruit ziet, hoe het voelt, hoe het ruikt. Zo kun je je voorstellen waar het verhaal zich afspeelt. 

Slide 13 - Diapositive