Herhaling hoofdstuk 1

• Economie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Herhaling hoofdstuk 1 

1: Onder een huishouden verstaan economen ...

1. Elke eenheid die een inkomen ontvangt
2. Elke eenheid die zelfstandige economische beslissingen neemt
3. Elke eenheid die door de overheid wordt erkend als huishouden
4. Elke eenheid die belasting betaalt

2: Zakgeld is het geld dat je per week of per maand krijgt van je ouders of verzorgers en dat vrij te besteden is.

1. Juist
2. Onjuist

3: Zakgeld is het geld dat je zonder tegenprestatie per week of per maand krijgt van je ouders of verzorgers.

1. Juist
2. Onjuist

4: In het gezin Stolk krijgen alle drie de kinderen zakgeld. Omgerekend krijgen ze in totaal € 14 zakgeld per week. Joost krijgt € 3,50 zakgeld per week, Joanice krijgt € 26 zakgeld per maand. Hoeveel zakgeld krijgt Jeroen per maand?

1. € 4,50
2. € 18
3. € 20,25
4. € 19,50

5: Vaste lasten zijn regelmatig terugkerende uitgaven die men als verplichting is aangegaan.

1. Juist
2. Onjuist

6: Reserveren is geld opzij leggen voor grotere uitgaven die minder vaak voorkomen.

1. Juist
2. Onjuist

7: Ergün heeft een budget van € 27 dat hij kan uitgeven aan blikjes frisdrank en belegde broodjes. De belegde broodjes zijn 2 keer zo duur als de blikjes frisdrank. Als hij 10 blikjes frisdrank koopt, kan hij nog maar 4 belegde broodjes kopen. Hoeveel bedraagt de prijs van een blikje frisdrank?

1. € 3,-
2. € 2,50
3. € 1,50
4. € 2,-

8: Een sluitende begroting is een begroting ...

1. waarin alle verwachte uitgaven en verwachte inkomsten zijn opgenomen
2. waarbij verwachte inkomsten en verwachte uitgaven aan elkaar gelijk zijn
3. die niet meer veranderd kan worden, dus definitief is
4. waar iedereen het over eens is

9: Stel dat een wasdroger € 255 kost in de winkel. Het abonnement op eenzelfde apparaat kost een student € 2 per maand als ze de wasdroger met vijf personen delen. Opzeggen kost € 25 en kan iedere maand. De afsluitkosten zijn € 32,50. Na hoeveel maanden (afgerond) is kopen voordeliger dan een abonnement nemen?

1. 22 maanden
2. 20 maanden
3. 24 maanden
4. 30 maanden

10: Voorbeelden van indirecte belastingen zijn ...

1. accijns en vennootschapsbelasting
2. btw en vennootschapsbelasting
3. btw en accijns
4. vennootschapsbelasting en loonbelasting