B3A Weektaak 18 t/m 22 mei

Weektaak 18 mei t/m
22 mei
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Weektaak 18 mei t/m
22 mei

Slide 1 - Diapositive

Wat moet je aan het eind van de week kennen en kunnen?

Deze week leer je de volgende zaken;
- hoe schrijf ik werkwoorden in de TT
-hoe schrijf ik de werkwoorden in de VT
- hoe schrijf ik een werkwoord wanneer het geen PV is
- het schrijven van moeilijke woorden (eventueel met behulp van het (digitale) woordenboek; bv. woorden.org

Slide 2 - Diapositive

Maandag
In deze les leer je:
- het stappenschema werkwoordspelling gebruiken (zie Classroom)
- werkwoorden in de TT schrijven
- werkwoorden in de VT schrijven
- werkwoorden schrijven die geen PV zijn

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Slide 5 - Lien

Aan de slag!
Maken; Spelling en grammatica H5; opdracht 9, 10, 11, 12, 13 en 14
Klaar? 
Maken opdracht werkwoordspelling
in Classroom.

timer
15:00

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Schrijf op wat je vandaag geleerd hebt.

Slide 8 - Question ouverte

Noteer één vraag over de lesstof van vandaag.

Slide 9 - Question ouverte

Dinsdag
Zorg dat je het volgende gedaan hebt;
- Lezen H5 gemaakt
- Lezen H5 nagekeken
- Schrijven H5 gemaakt
- Woordenschat H5 gemaakt
- Spelling en grammatica H5 gemaakt
Deze opdrachten moeten morgen allemaal klaar zijn!

Slide 10 - Diapositive

Woensdag
In deze les leer je;
- een zakelijke brief schrijven 
- test werkwoordspelling

Slide 11 - Diapositive

Truus (groeten) ........
haar zus, toen ze met vakantie ging.

Slide 12 - Question ouverte

(worden) .........
jij schilder? (TT)

Slide 13 - Question ouverte

Het schip heeft
de steven (wenden) ........, toen het noodsein werd opgevangen.

Slide 14 - Question ouverte

Toen Alex gestolen had, (belanden) .......
hij in de gevangenis.

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Lien

Introductie
Je leert wat het verschil is tussen een persoonlijke en een zakelijke brief.

Je hebt vast wel eens een brief of kaart geschreven aan een vriend, vriendin of iemand in de familie. Je schrijf dan vaak op dezelfde manier als je praat.

Maar heb je ook al eens een zakelijke brief geschreven? Bijvoorbeeld een brief aan de conrector omdat je het niet eens bent met de schooltijden?

Slide 17 - Diapositive

Vervolg
Dan is de toon van je brief heel anders. Je gebruikt andere woorden en moet letten op de indeling van je brief.

Hoe dat precies werkt, ga je in deze opdracht leren.

In deze schrijfopdracht staat het onderwerp zakelijke brief centraal.

Slide 18 - Diapositive

Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:

1. twee kenmerken noemen van een zakelijke brief.
2. uitleggen wat je in de inleiding, middenstuk en slot schrijft.
3. aangeven uit welke onderdelen een zakelijke brief bestaat.
4. het verschil aangeven tussen formeel en informeel taalgebruik.
5. een voorbeeld geven van het gebruik van spreektaal en van schrijftaal.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Lien

Aan de slag!
Maken; opdrachten in Classroom
Klaar? 


timer
15:00

Slide 22 - Diapositive

Noem 2 dingen die je vandaag geleerd hebt.

Slide 23 - Question ouverte

Waar zou je extra uitleg over willen hebben?

Slide 24 - Question ouverte