Brandaan

Brandaan
Leven als jager op boer
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Brandaan
Leven als jager op boer

Slide 1 - Diapositive

Wie gingen er vroeger op jacht?
A
mannen
B
vrouwen
C
mannen en kinderen
D
vrouwen en kinderen

Slide 2 - Quiz

Wie zochten er eetbare dingen?
A
mannen
B
vrouwen
C
mannen en kinderen
D
vrouwen en kinderen

Slide 3 - Quiz

Wat hoort bij jagers-verzamelaars? 
Kies 4 antwoorden
rondzwerven, op zoek naar eten
eieren rapen, bessen plukken
graan verbouwen
op wilde dieren jagen
potten bakken van klei
kleren van huiden maken

Slide 4 - Question de remorquage

De jagers-verzamelaars woonden op een vaste plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

De jaders-verzamelaars leerden vuur maken. Waarvoor gebruikten zij vuur? kies 2 antwoorden
om de kachel in huis te stoken
Om het vlees te roosteren
om zich warm te houden

Slide 6 - Question de remorquage

Veel jagers-verzamelaars werden boeren. Wat was de grootste verandering voor de jagers-verzamelaars die boeren werden?
A
Ze joegen nooit meer op wilde dieren.
B
Ze gingen op een vaste plek wonen.
C
Ze verzamelden eten in de natuur.
D
Ze hielpen elkaar om eten te krijgen.

Slide 7 - Quiz

De jagers-verzamelaars konden hun tenten afbreken, meenemen en opbouwen
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

sikkel
maalsteen

Slide 9 - Question de remorquage

draden weven
graan fijnmalen
graan oogsten
zaden bewaren

Slide 10 - Question de remorquage

Bij de boeren werden dieren tam gemaakt.
Welk antwoord is FOUT
A
honden hielpen bij het jagen.
B
honden hielden de kudde bij elkaar.
C
tamme dieren zorgde voor gezelligheid
D
tamme schapen zorgen voor vlees, melk en wol

Slide 11 - Quiz

Wat is landbouw?
A
Jagers-verzamelaars worden boer.
B
Graan en groente verbouwen.
C
Eten in de natuur verzamelen.

Slide 12 - Quiz

In de tijd van jagers en boeren schreven de mensen soms boeken over hun leven.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Iemand die in de grond graaft naar resten van vroeger noem je een?
A
verzamelaar
B
opgraver
C
archeoloog
D
onderzoeker

Slide 14 - Quiz

Hoe noemen we de dingen die in de grond worden gevonden?
A
bronnen
B
opgraving

Slide 15 - Quiz

Welk woord past er bij gereedschap?
A
sporen zoeken
B
hunebed
C
sporen zoeken
D
kwastje

Slide 16 - Quiz

Een archeoloog weet nooit uit welke tijd een bron komt.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Welk woord hoort er bij onderzoek?
A
mesje
B
met apparaat
C
hunebed
D
kwastje

Slide 18 - Quiz

Een archeoloog weet door onderzoek vaak waar een bron voor gemaakt is.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Hoe kan je erachter komen hoe je kunt overleven in de natuur?
A
door goed naar voorwerpen te kijken
B
door te bedenken wat wel en niet eetbaar is
C
door gereedschappen van boeren na te maken

Slide 20 - Quiz