hoofdzin en bijzin

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Éléments de cette leçon

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 1 - Diapositive

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 2 - Diapositive

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 3 - Diapositive

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 4 - Diapositive

Nevenschikking voegwoorden

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
  • Of
Onderschikking voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen
  • Omdat

Slide 5 - Diapositive

Volgorde hoofdzin

-
Persoonsvorm staat vooraan in een zin, naast het onderwerp.
Volgorde bijzin

- Persoonsvorm staat achteraan.
- Persoonsvorm staat niet naast het onderwerp.

Slide 6 - Diapositive

voorbeeld nevenschikkend/ hoofdzin
Ik ga naar huis want ik ben moe.
Ik ga naar huis. Ik ben moe.
Hij is geslaagd dus hij krijgt een diploma.
Hij is geslaagd. Hij krijgt een diploma.
Henk mag tv kijken of hij mag gamen.
Henk mag tv kijken. Hij mag gamen.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Is deze zin goed of fout?
Omdat het regent, heb ik een paraplu.
A
GOED
B
FOUT

Slide 10 - Quiz

Ik hou van muziek omdat
A
muziek mij altijd heel blij maakt.
B
altijd muziek mij heel blij maakt.
C
muziek maakt mij altijd heel blij.

Slide 11 - Quiz

Ik denk dat...
A
morgen ik ga met de hond wandelen.
B
ik morgen met de hond ga wandelen.
C
ik ga morgen met de hond wandelen
D
met de hond ik morgen wandelen ga.

Slide 12 - Quiz

Hans weet niet of ...
A
hij dit weekend kan voetballen.
B
dit weekend hij kan voetballen.
C
hij kan dit weekend voetballen.
D
voetballen kan hij dit weekend.

Slide 13 - Quiz

Ik ben te laat op school want mijn fiets kapot is.
A
GOED
B
FOUT

Slide 14 - Quiz

Maria gaat niet naar buiten omdat heel hard het regent.
A
GOED
B
FOUT

Slide 15 - Quiz

Ik doe de afwas terwijl ik naar muziek luister.
A
GOED
B
FOUT

Slide 16 - Quiz

Morgen ga ik stagelopen, omdat ...

Slide 17 - Question ouverte

Ik heb gisteren op school gewacht, totdat ...

Slide 18 - Question ouverte

Ik vind de les leuk,
als ...

Slide 19 - Question ouverte

Het was afgelopen weekend slecht weer, dus ...

Slide 20 - Question ouverte

Fietsen vind ik niet leuk, maar ...

Slide 21 - Question ouverte