Het bijvoeglijke naamwoord

Bijvoeglijke naamwoorden
  • Bijvoeglijke naamwoorden horen bij een zelfstandig naamwoord.
  • Bijvoeglijke naamwoorden vertellen iets over het zelfstandig naamwoord.
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bijvoeglijke naamwoorden
  • Bijvoeglijke naamwoorden horen bij een zelfstandig naamwoord.
  • Bijvoeglijke naamwoorden vertellen iets over het zelfstandig naamwoord.

Slide 1 - Diapositive

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?

'Ik ben gek op zoute drop.'
A
gek
B
drop
C
ik
D
zoute

Slide 2 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?

'De oude vrouw is een heks.'
A
oude
B
vrouw
C
een
D
heks

Slide 3 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'Wat was dat een spannende wedstrijd!'
A
wat
B
was
C
spannende
D
wedstrijd

Slide 4 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?

'Hij schreef een keurige mail.'
A
Hij
B
schreef
C
keurige
D
mail

Slide 5 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'De onduidelijke zin zorgde voor veel verwarring.'
A
verwarring
B
zin
C
onduidelijke
D
veel

Slide 6 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'Ze maakte gisteren een vervelende opmerking.'
A
ze
B
vervelende
C
gisteren
D
opmerking

Slide 7 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'De haastige automobilisten staan daar vaak in de file.'
A
haastige
B
automobilisten
C
vaak
D
daar

Slide 8 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?

'Haastige spoed is zelden goed.'
A
spoed
B
goed
C
zelden
D
haastige

Slide 9 - Quiz

Welke woord is het bijvoeglijk nmw?
'De mooie auto was op een zonnige dag gestolen.'
A
mooie + auto
B
zonnige + gestolen
C
auto + dag
D
Mooie + zonnige

Slide 10 - Quiz

Met een bijvoeglijk naamwoord kun je een tegenstelling benoemen.
Bijvoorbeeld:
- Een KLEINE fout / Een GROTE fout.
- Een SMALLE weg / Een BREDE weg.


Slide 11 - Diapositive

Klik de tegenstelling van het Bijv.nmw. aan:

'Een zware vracht'
A
ligte
B
lichte
C
loodzware
D
gewicht

Slide 12 - Quiz

Klik de tegenstelling van het Bijv.nmw. aan:

'Een lichte kleur'
A
donkere
B
lichte
C
donkerder
D
deur

Slide 13 - Quiz

Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een dure jas'

Slide 14 - Question ouverte

Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een schone kamer.'

Slide 15 - Question ouverte

Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een brave hond.'

Slide 16 - Question ouverte

Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een saaie film.'

Slide 17 - Question ouverte

Typ de tegenstelling van het Bijv.nmw.
'Een lange autorit.'

Slide 18 - Question ouverte

Vóór het zelfstandig naamwoord:


De rode auto.
De gouden medaille.

Eindigt op een 'stomme -e' of 'stomme -en'

Slide 19 - Diapositive

Ná het zelfstandig naamwoord:


De auto is rood.
De vrouwen zijn oud.

Tussen het Zelfstandig naamwoord en het Bijvoeglijk naamwoord staat een werkwoord (zijn/ is / heeft. hebben).

Slide 20 - Diapositive

Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:

'De snelle atleet.'

Slide 21 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:

'De kromme hoepel.'

Slide 22 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:

'De spannende film.'

Slide 23 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:

'De grappige jongen.'

Slide 24 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:

'De boze leraar.'

Slide 25 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. achter het zelfst.nmw:

'De gouden ring.'

Slide 26 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:

'De maaltijd is smakelijk.'

Slide 27 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:

'Het antwoord is snel.'

Slide 28 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:

'De schoenen zijn waardeloos.'

Slide 29 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:

'De opdracht is ingewikkeld.'

Slide 30 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk nmw. vóór het zelfst.nmw:

'Het vlees is mals.'

Slide 31 - Question ouverte

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

Hier komt een ............. gebouw.

A
nieuw
B
betonnen
C
lelijk
D
grijs

Slide 32 - Quiz

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

Ik gebruik een .............. tas.

A
papier
B
milieuvriendelijke
C
papieren
D
goedkope

Slide 33 - Quiz

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

'Is dat een ........... pijp?' (lood)

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

'Ik draag vaak een ....... vest.' (wol)

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

'Geef mij die ....... doos even aan.' (karton)

Slide 36 - Question ouverte

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

'Bij winkels heb je vaak ....... deuren.' (glas)

Slide 37 - Question ouverte

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

'Boodschappen doe ik vaak in ..... tas.' (katoen)

Slide 38 - Question ouverte

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

'Is dat een ........ horloge?' (zilver)

Slide 39 - Question ouverte

Wat is het juiste Stoffelijk Bijvoeglijk nmw.?

'Op de tuin draag je ............ laarzen.' (rubber)

Slide 40 - Question ouverte

Heb je voldoende begrepen wat een Bijvoeglijk naamwoord is?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Sondage