regelmatige ww in passé composé tijd

regelmatige ww
-passé composé tijd
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

regelmatige ww
-passé composé tijd

Slide 1 - Diapositive

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
ma
père
a
écouté
un
film
mère
regardé
douze

Slide 2 - Question de remorquage

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons

Slide 3 - Question de remorquage

Wat zijn de uitgangen in de passé composé?
-er        j'ai parl

-ir         j'ai grand

-re        j'ai perd
i
é
u

Slide 4 - Question de remorquage

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Persoonlijk voornaamwoord
Vorm van het hulpwerkwoord avoir/être
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 5 - Question de remorquage

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
soeur
a
écouté
un
gâteau
copain
préparé
douze

Slide 6 - Question de remorquage

In de passé composé: wat is de uitgang van de ww op -er?
A
é
B
i
C
u
D
eigen vorm

Slide 7 - Quiz

Wat is de passé composé?
A
o.t.t ( bijv. ik eet)
B
v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
C
o.v.t ( bijv. ik at)
D
o.t.t.t ( ik zal eten)

Slide 8 - Quiz

passé composé
A
stam+e,es,e,ons,ez,ent
B
stam nous-vorm + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir/être + volt.dw stam+e,u,i

Slide 9 - Quiz

Bij een passé composé met ’avoir’, moet ik bij het voltooid deelwoord een extra letter toevoegen
timer
0:20
A
Vrai
B
Faux

Slide 10 - Quiz

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: nous
A
avez
B
avons

Slide 11 - Quiz

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 12 - Quiz

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 13 - Quiz

Voor de passé composé heb je "avoir" nodig. Welk werkwoord hoort bij: tu
A
as
B
es

Slide 14 - Quiz

In de passé composé kan het hulpwerkwoord avoir of être zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

aller, elle (passé composé)

Slide 16 - Question ouverte

Nous (rester, passé composé)

Slide 17 - Question ouverte

finir, nous (passé composé) hoe maak ik die?

Slide 18 - Question ouverte

manger, elle (passé composé)

Slide 19 - Question ouverte

parler, vous (passé composé)

Slide 20 - Question ouverte

tu - danser

passé composé

Slide 21 - Question ouverte

Passé composé: U heeft gedanst

Slide 22 - Question ouverte

il (partir, passé-composé)

Slide 23 - Question ouverte

demander, vous (passé composé)

Slide 24 - Question ouverte

Elles - aller - passé composé

Slide 25 - Question ouverte

danser, je (passé composé)

Slide 26 - Question ouverte