H2K: vragend maken

Comment poser une question?
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Comment poser une question?

Slide 1 - Diapositive

L'objectif:


Aan het einde van deze les kun je:

Franse zinnen vragend maken met en zonder vraagwoord. 

Slide 2 - Diapositive

Er zijn 3 manieren om een zin vragend te maken

zonder vraagwoord in het Frans


 



1 . Vraagteken achter de normale zin
     (vragend uitspreken : stem omhoog)

                            exemple: Tu vas au cinéma ce soir?

Slide 3 - Diapositive

Hoe maak je een zin vragend in het Nederlands?

Slide 4 - Carte mentale

poser une question
  • zonder vraagwoord
  • met vraagwoord

Slide 5 - Diapositive

Zet een vraagteken achter de zin.
Tu habites à Klaaswaal.
Tu habites à Klaaswaal?

zonder vraagwoord


1

Slide 6 - Diapositive

Door Est-ce que voor de zin te zetten
Tu habites à Bordeaux.
Est-ce que tu habites à Bordeaux?

Let op: bij il/elle/on/ils/elles: qu'il/elle

zonder vraagwoord


2

Slide 7 - Diapositive

Door inversie : omdraaien onderw + pv
Tu habites à Rotterdam.
Habites-tu  à Rotterdam?

zonder vraagwoord


3

Slide 8 - Diapositive

Dus:

  1. een ?                                        Il est malade?
  2. dmv est-ce que                     Est-ce qu'il est malade?
  3. omdraaien ond <=> pv        Est-il malade?

Slide 9 - Diapositive

Maak de zin vragend met est-ce que (hele zin opschrijven)
Il a un chien.

Slide 10 - Question ouverte

Maak de volgende zin op 2 manieren vragend :
Tu donnes un cadeau.

Slide 11 - Question ouverte

Met vraagwoord

Je kan een zin ook vragend maken mbv een vragend vnw

Slide 12 - Diapositive

Welke Franse vraagwoorden
ken je nog?

Slide 13 - Carte mentale

quand
comment
combien
Pourquoi
Qui
Que
waar
wanneer
hoe
hoeveel
Waarom
Wie
Wat

Slide 14 - Question de remorquage

Met vraagwoord

Het vraagwoord staat :

1 aan het begin van de zin:          Comment tu t'appelles
2 aan het eind van de zin:              Tu t'appelles comment?

Slide 15 - Diapositive

Vul het juiste vraagwoord in :
Tu es ..... ? Je suis dans la cuisine.
timer
0:30
A
pourquoi
B
qu'est-ce que
C
quand
D

Slide 16 - Quiz

Welk vraagwoord is correct?
……… vas-tu à la fète de Yann?
timer
0:30
A
comment
B
C
qui
D
combien

Slide 17 - Quiz

Welk vraagwoord is hier nodig?
Ton anniversaire, c’est ... ?
timer
0:30
A
pourquoi
B
qui
C
combien
D
quand

Slide 18 - Quiz

Welk vraagwoord past in de zin:
" ... tu détestes l'anglais?"
timer
0:30
A
quand
B
pourquoi
C
qu'est-ce que
D
qui

Slide 19 - Quiz

Welk vraagwoord zoeken we?
Il a .... de frères? Il en a 3.
timer
0:30
A
combien
B
comment
C
quand
D

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Lien

Met vraagwoord

Je mag ook zeggen:

1 Comment est-ce que tu t'appelles
2 Où est-ce que tu habites?

Slide 22 - Diapositive

Ik kan nu een vraag maken in het Frans
0100

Slide 23 - Sondage

Les devoirs:
Wat? Opdracht 30/31c/31d (p36 à 38)
Tijd? 20 minuten
Hoe? In stilte, alleen
Hulp?  page 43
Klaar? ex31e

stopwatch
00:00

Slide 24 - Diapositive

Extra oefeningen
https://www.languagesonline.org.uk/French/Grammar/Questions/5.htm

Slide 25 - Diapositive

L'instruction
Wat? Opdracht 19/20/21/22  page 33 tm 36
Tijd? 20 minuten
Hoe? In stilte, alleen
Hulp?  page 69 + 66
Klaar? iets voor jezelf  in stilte

stopwatch
00:00

Slide 26 - Diapositive