Les 2. Soorten voereters

• Dierverzorging
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Les 13. Soorten voereters

Wat gaan we vandaag doen?

• Bespreken vorige les 
• Leerdoelen deze les bespreken
• Uitleg soorten voereters
• Opdrachten maken
• Les nabespreken 

Wat weet jij nog van de vorige les?
en we bekijken de ingestuurde foto's

Leerdoelen

• Je kan vertellen wat een herbivoor, carnivoor en omnivoor is.
• Je kan de tanden en kiezen van een herbivoor, carnivoor en omnivoor benoemen. 
• Je kan vertellen welke verteringsstelsels bij de voereters horen.

Wat weet jij al van verschillende voereters?

Planteneter

Alleseter

Vleeseter

Herbivoor

Carnivoor

Omnivoor

Herbivoor

• Een herbivoor is een planteneter. 
• Herbivoren zijn meestal prooidieren en hebben hun 
  ogen aan de zijkant zitten. 
• Planten hebben weinig voedingstoffen --> duurt lang om 
  te verteren en celwanden zijn taai!
• Ze moeten dus veel en lang eten. 
  

Herbivoor

• Herbivoren hebben snijtanden en plooikiezen. Snijtanden om de planten af te kunnen snijden en plooikiezen om de planten klein te raspen.  
• Daarna gaat de voedselbrij naar de 
  maag en zorgt een hele lange darm 
  dat er zoveel mogelijk voedingsstoffen 
  uitgehaald worden. 
• Ogen aan de zijkant
  

Welke diersoort is nog meer een herbivoor?

Carnivoor

• Een carnivoor is een vleeseter.
• Het dier is helemaal gemaakt voor het vangen en doden van prooidieren. 
• Eenmaal gevangen eet het dier het vlees, organen en soms botten om voedingstoffen binnen te krijgen. 
• Vlees is makkelijk te verteren 
  en hierdoor zijn de darmen veel korter. 
  

Carnivoor

• Carnivoren hebben duidelijke hele grote hoektanden. 
  Hiermee kunnen ze hun prooi goed vastpakken.
• Ze hebben speciale knipkiezen om het vlees en 
  botten af te scheuren en te knippen. 
• Ogen naar voren gericht
  

Welke diersoort is nog meer een carnivoor?

Omnivoor

• Omnivoor is een dier dat planten en vlees eet.
• Voordeel is dat het dier veel soorten dingen kan vinden om te eten. 
• Ogen niet helemaal naar voor en niet 
  helemaal naar zijkant. Meer vlees eten 
  --> ogen meer naar voren gericht. 
• Langere darm dan vleeseter, kortere 
  darm dan planteneter. 
  

Omnivoor

• Snijtanden zijn aanwezig, kleine of grote hoektanden en die kiezen zijn bedekt met knobbels, ookwel knobbelkiezen genoemd.  
• Grote hoektanden zijn vaak ter verdediging 
  dan eten van vlees.
  
• Die knobbels zijn voor het vermalen 
  van planten en vlees. 

Welke diersoort is nog meer een omnivoor?

Van wie is dit het maagdarmstelsel?

1. Herbivoor
2. Carnivoor
3. Omnivoor

Van wie is dit het maagdarmstelsel?

1. Herbivoor
2. Carnivoor
3. Omnivoor

Van wie is dit maagdarmstelsel?

1. Herbivoor
2. Carnivoor
3. Omnivoor

Voereters andere diergroepen

• Naast zoogdieren zijn er nog heel veel andere diergroepen. 
• Daarvan hebben wij er een aantal van op school. Weet jij welke?
• Vogels, reptielen amfibieën en insecten
• Door goed naar een dier te kijken kan je 
  zien wat voor voereter een dier is. 
• Al deze dieren hebben een speciale 
  aanpassing waardoor ze op de beste 
  manier aan hun eten komen. 
  

Vogels

• Vogels kunnen geen tanden gebruiken om het gevonden voedsel klein te krijgen. 
• In de spijsvertering van een vogel zit een extra maag: krop. 
• Naast voedsel eten de vogels ook kleine steentjes. 
  Die zorgen ervoor dat het voedsel wordt verteerd in 
  de krop. 
• ! Vogels in gevangenschap moeten ook
  kleine steentjes tot hun beschikking hebben !
  

Aan de slag!

- Lees blz 23 .

- Maak opdracht 2 schooldieren indelen.

daarna nabespreken klassikaal

Opdracht type eters

1. We verdelen de type eters

2. Ieder groepje zoekt de volgende informatie op en verwerkt deze op een poster:

- Type eter

- Minimaal 4 voorbeelden van het type eter

- Geef over het type eter minimaal informatie over

de tanden en kiezen,

het spijsverteringskanaal

het voedsel

3. De poster bevat afbeeldingen –en tekst

4. Je presenteert de poster aan de klas

Ik kan ...

• Vertellen wat een herbivoor, carnivoor en omnivoor is.
• De tanden en kiezen van een herbivoor, carnivoor en omnivoor benoemen. 
• Vertellen welke verteringsstelsels bij de voereters horen.