Klas 2TH2 Lesweek 22 - Les 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Kapitel  vier

Achtung:

Je gaat op je eigen plaats zitten.

Handys in deiner Tasche (niet in je broekzak).

Auf deinem Tisch liegen:

dein Buch, dein Heft, dein Etui und dein Laptop.

Er was eens.......

Het verhaal van "idewis" en "(fe)esttenten"

Was macht ihr diese Stunde?

- Wichtig

- Hausaufgaben kontrollieren

- Grammatik

- Selbständig arbeiten

- Unterricht abschließen

Lernziele

Was lernt ihr diese Stunde?

- Je leert de woorden van het thema Tiere steeds beter kennen en toepassen.

- Je kunt het werkwoord in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Wichtig! (belangrijk!)

Freitag 17. Februar 

-> deadline „Sprechfertigkeit“ om 21.00 uur

(voor de mensen die vorige week ziek waren)

-> inhalen SO von Kapitel 3 (lokaal 0.06)

Heeft er iemand behoefte aan "flitskaartjes" van Kapitel 4?

Hausaufgaben überprüfen und checken 

Sehen + Wortschatz nakijken
Antwoorden komen op het bord	Nakijken met een andere kleur pen .	Ik loop rond om af te tekenen.	Klaar?	Dan maak je Aufgabe 18 (Seite 114) + lezen van groene blokje .

Werkwoordvormen? Hoezo?

Werkwoordvormen? Hoezo?

 regelmatige werkwoordvormen in het Duits

het verhaal van idewis en (fe)esttenten

 regelmatige werkwoordvormen in het Duits

Heel gemakkelijk:

knippen en plakken

in 3 stappen

Laptop starten

Doe mee!

Ga naarLessonUp.app 

en voer de code in

Je hebt 2 minuten de tijd

Gebruik je eigen voornaam.

Meeschrijven in je schrift

Stap 1

Stap 2

Stap 3

STAP 1

zoek de stam van het werkwoord

Korte uitleg (stap 1)

Een werkwoord heeft een stam. (knip -en van werkwoord)

Voorbeelden:

De stam van springen is spring.

De stam van schwimmen is schwimm.

De stam van angeln is angel. Let op: bij dit werkwoord kun je dus alleen de -n weghalen.

Hoe kun je de stam van het werkwoord vinden?

wat is de stam van.......

LACHEN

wat is de stam van........

SPIELEN (spelen)

wat is de stam van.........

SAMMELN (verzamelen)

wat is de stam van.........

LASSEN (laten)

STAP 2

Zoek in de zin naar het persoonlijke voornaamwoord.

Korte uitleg (stap 2)

Bij ieder werkwoord staat een persoonlijk voornaamwoord.

Zoek dat persoonlijke voornaamwoord.

Tip! Persoonlijke voornaamwoord staat altijd voor of na het werkwoord.

Voorbeelden:

Ich esse gerne Pizza.

Geht ihr auch in die Schule?

STAP 2

Schrijf het rijtje persoonlijke voornaamwoorden in de goede volgorde op van boven naar beneden.

Eerst de nederlandse vorm en daarnaast de Duite vorm

STAP 2 / idewis

ich	i
du	d
er / sie / es	e
wir	w
ihr	i
sie / Sie	s

Vertaal de persoonlijke voornaamwoorden

ik

jij

hij / zij / het

wij

jullie

zij

u

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Zoek het persoonlijke voornaamwoord
Gehen wir zum Eingang?

Zoek het persoonlijke voornaamwoord
Kommst du mit in den Zoo?

STAP 3

Plak de goede uitgang achter de stam.

Korte uitleg (stap 3)

Plak nu achter de stam de juiste uitgang.

Daarvoor is er een ezelsbruggetje dat heet: 

(FE)ESTTENTEN

maar de F en de E die doen niet mee.

E - ST - T - EN - T - EN

wohnen

Ezelsbruggetje e - st - t - en- t - en

ich	wohn	e
du	wohn	st
er / sie / es	wohn	t
wir	wohn	en
ihr	wohn	t
sie / Sie	wohn	en

idewis + ESTTENTEN

ich	i	e
du	d	st
er / sie / es	e	t
wir	w	en
ihr	i	t
sie / Sie	s	en

E-ST-T-EN-T-EN regel

Stap 1: bepaal de stam van het werkwoord -> knip -en eraf.

wohnen -> -en = wohn

Stap 2: vind het persoonlijk voornaamwoord in de zin:

Stap 3: plak nu de juiste uitgang achter de stam.

ich	du	er / sie/ es	wir	ihr	sie / SIe
e	st	t	en	t	en

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

wohne

wohnen

wohnen

wohnst

wohnt

wohnt

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
Ich (hören) gerne Musik.

1. hört
2. höre
3. hörst
4. hören

Du (besuchen) die Oma.

1. besucht
2. besuchst
3. besuchen
4. besuche

Wir (spielen) gerne im Garten.

1. spiele
2. spielst
3. spielt
4. spielen

Ihr (kaufen) gerne Schokolade.

1. kaufe
2. kaufst
3. kauft
4. kaufen

Er (zahlen) die Rechnung.

1. zahle
2. zahlst
3. zahlt
4. zahlen

Vul de juiste werkwoordsvorm in:
ich ............ (wohnen) in Hengelo

Sie ........ (gehen) ins Kino.

Ihr ........ (kommen) aus Deutschland.

Er...................... (spielen) Tennis.

(kaufen) ............... sie einen Fisch?

Wir (lieben) ............. Hunde.

Wann (besuchen) .............. Sie den Zoo?

Selbständig arbeiten

TH	HV
Aufgabe 18 bis zu 24 Aufgabe 25 Lezen groene blokje Dit is ook het huiswerk en kijken we woensdag samen na	Aufgabe 18 bis zu 22 Aufgabe 23 Lezen groene blokje Dit is ookhet huiswerk en kijken we woensdag samen na.

Hausaufgaben (ook in SOM)

Kijken we woensdag samen na.	Af? Handtekening verdient
	Tip! Hou wel 1 keer per week de woorden van Kapitel 3 bij.

Zum Schluss

Leg aan je buurmens het verhaal van idewis en (fe)esttenten uit.