TL3 4.2 Toekomst: will vs. to be going to+Emotions

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

How do you feel today?

I am.............. because.................

Here are a couple of reasons:

...I didn't sleep well tonight

...I'm having a test today

...I love English

...I didn't have my breakfast

Today:

- Grammar:

• to be able to
• TOEKOMST (will vs. to be going to)

- New vocabulary (4.2 Words & Phrases)

- Zelfstandig werken aan de Weektaak

Lesson goals (Lesdoelen):

Aan het einde van de les:

• weet jij hoe jij in het Engels kan zeggen dat iets in de toekomst gaat gebeuren
  
• weet jij wanneer je will en wanneer to be going to moet gebruiken
• kan je CAN en TO BE GOING TO op de juiste manier gebruiken

Understanding a conversation about leaflets. Listen to The small print

Reading 'Special offer' p. 21

Can or be able to ?

Do exercises:

Do: Unit 4 -> Lesson 2

 ex. 17 till 23 (WB B)

Study: Words & Phrases 4.2 (Quizlet!)

 Future - toekomst (will/to be going to)

1.  I will visit Spain next summer, I hope.

2. I am going to visit Spain next summer                      because I have bought the tickets!

Wanneer gebruik je welke?

Check the answer here

will+hele ww gebruik je als iets in de toekomst misschien gaat gebeuren (niet zeker, spontaan)

to be going to+hele ww gebruik je als iets in de toekomst zeker gaat gebeuren(gepland)

to be going to + hele ww

gaat zeker gebeuren of vast van plan zijn

I am going to start reading my new book today!

will + hele ww

iets gaat(misschien) in de toekomst gebeuren

I will not order any books on this website again.

Let op!      will not = won't

Future (Toekomst)

Toekomst: to be going to

to be going to + hele werkwoord

                            

+ I am going to run.

- I am not going to run.

? Are you going to run?

+ He is going to swim.

- He is not going to swim.

? Is he going to swim?

Vul in will of be going to + het werkwoord tussen de haakjes.

There's someone at the door.
I....................... (go)!

1. will go
2. am going to go

I've put my boots on because
I....................... (wash) the car!

1. will wash
2. am going to wash

You're leaving next week!

When....................... (you/pack) your suitcases?

1. are you going to pack
2. will you pack

Have you got my keys?

Oh, sorry, I ...................(get) them.

1. will get
2. am going to get

Make sentences.
Use the words given and TO BE GOING TO.

1. (+) I - return - this parcel

Make sentences.
Use the words given and TO BE GOING TO.

2. (+) My parents - exchange - this product.

Make sentences.
Use the words given and TO BE GOING TO.

3. (-) He - complain - about it.

Make sentences.
Use the words given and TO BE GOING TO.

4. (?) you - do - this weekend?

.......

are going to

.....

are going to

.......

are going to

.......

am going to

.......

is going to

.......

is going to

.......

is going to

.......

is going to

Do exercises:

Do: Unit 4 -> Lesson 2

 ex. 17 till 23 (WB B)

Study: Words & Phrases 4.2 (Quizlet!)

Lesson goals (Lesdoelen):

Aan het einde van de les kan jij:

• weet jij hoe jij in het Engels kan zeggen dat iets in de toekomst gaat gebeuren
• weet jij wanneer je will en wanneer to be going to moet gebruiken

Weet jij hoe jij in het Engels kan zeggen dat iets in de toekomst gaat gebeuren?

0100

Weet jij wanneer je will en wanneer to be going to moet gebruiken?

😒🙁😐🙂😃

Lesson goals (Lesdoelen):

Aan het einde van de les kan jij:

• weet jij hoe jij in het Engels kan zeggen dat iets in de toekomst gaat gebeuren
  
• een persoonlijke brief schrijven waarin jij iets over jezelf vertelt