Formuleren H5

l
Goedemorgen klas 1D
Vandaag...
- Formuleren H5

Kijk je huiswerk (opdracht 2 t/m 6 van grammatica) na in stilte.

Klaar? --> lezen in leesboek.





timer
10:00
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

l
Goedemorgen klas 1D
Vandaag...
- Formuleren H5

Kijk je huiswerk (opdracht 2 t/m 6 van grammatica) na in stilte.

Klaar? --> lezen in leesboek.





timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel: ik kan de juiste verwijswoorden kiezen en gebruiken in een zin.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen vandaag?
-Vragen over grammatica                                 5 min
-Uitleg formuleren  H5                                     20 min
-Opdracht samen maken                                  10 min
-Zelfstandig werken                                           25 min
-Beterspellen                                                         5 min

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.




Verwijswoorden

Slide 4 - Diapositive

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

  • Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen.




Verwijswoorden

Slide 5 - Diapositive

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

  • Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen.
met ''Hij'' wordt Johan bedoelt --> hij verwijst naar Johan --> Hij=verwijswoord



Verwijswoorden

Slide 6 - Diapositive

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

Ik ga mijn horloge ruilen. Ik vind dat het te groot is.





Verwijswoorden

Slide 7 - Diapositive

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

Ik ga mijn horloge ruilen. Ik vind dat het te groot is.
met ''het' wordt mijn horloge bedoelt --> het verwijst naar mijn horloge --> Het=verwijswoord




Verwijswoorden

Slide 8 - Diapositive

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Verwijswoorden
Zelfstandig naamwoord
Verwijswoord
enkelvoud, mannelijk 
hij, hem, deze, die
enkelvoud, vrouwelijk
zij(ze), haar, deze, die
enkelvoud, onzijdig
het, dit, dat
meervoud
zij, ze, hen, hun, deze, die

Slide 9 - Diapositive

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
  • Jolanda keek boos naar Frank, maar die(-->Frank) negeerde haar(-->Jolanda). 
  • Bij Van Haren zijn schoenen te koop die jij mooi vindt. Wil je die(--> schoenen) nog kopen?


Verwijswoorden

Slide 10 - Diapositive

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Pak opdracht 1 erbij op blz. 135 Schrijf mee in je schrift!

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig werken
Je maakt opdracht 2 t/m 4 op blz. 135 (dit is je huiswerk)
Je werkt in stilte en alleen
Klaar? --> verder aan uitgedeelde opdracht
timer
25:00

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions