spreekwoorden en uitdrukkingen

Spreekwoorden & uitdrukkingen






Nederlands (datum)
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Spreekwoorden & uitdrukkingen






Nederlands (datum)

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn spreekwoorden?
Spreekwoorden zijn korte uitspraken die gaan over een wijsheid of levensles.

Vaak proberen spreekwoorden je aan te moedigen tot goed gedrag.

Het is belangrijk dat je weet dat je spreekwoorden niet letterlijk moet opvatten. (letterlijk betekent: precies zoals het er staat.) 


Slide 2 - Diapositive

Maak het spreekwoord van het plaatje af.

Als de kat van huis is ...
A
Dansen de muizen op tafel
B
Klimmen de muizen op tafel
C
Zwaaien de muizen hem uit
D
Lachen de muizen hem uit

Slide 3 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De appel valt ver van de boom
B
De appel valt niet ver van de boom
C
De appel valt op de grond
D
Alleen deze appel valt op de grond

Slide 4 - Quiz

kijk naar het volgende filmpje daarna volgt een vraag

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Welk spreekwoord zag je NIET in het voorgaande filmpje?
A
Slapend rijk worden
B
De hond in de pot vinden
C
De kat uit de boom kijken
D
De stoute schoenen aantrekken

Slide 7 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?

Slide 8 - Question ouverte

Welk
spreekwoord zie je hier?

Slide 9 - Question ouverte

geen moeite doen
geen duidelijk verhaal hebben
altijd als eerste ergens bij zijn
beginnen aan een vervelende of lastige taak

Slide 10 - Question de remorquage

Welk
spreekwoord zie je hier?

Slide 11 - Question ouverte

Welk
spreekwoord zie je hier?

Slide 12 - Question ouverte

iets verzinnen
het is nergens fijner dan thuis 
met tegenzin eten
uitbundig vieren

Slide 13 - Question de remorquage

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De hond in de pan vinden
B
De hond eet alles op
C
De hond aan het aanrecht vinden
D
De hond in de pot vinden

Slide 14 - Quiz

Te veel ... op je vork nemen.

Welk woord moet op de puntjes staan?
A
stro
B
hooi
C
eten
D
gras

Slide 15 - Quiz



Wat betekent: Met de kippen op stok gaan?

Slide 16 - Question ouverte



Wat betekent: Er was geen kip?

Slide 17 - Question ouverte



Wat betekent: Zo nijdig als een spin?

Slide 18 - Question ouverte

Gebruik de website van de vorige slide.

Wat betekent: De mussen vallen dood van de daken?

Slide 19 - Question ouverte

Jong geleerd, is oud ...
A
geprobeerd
B
gedaan
C
geweest
D
geleerd

Slide 20 - Quiz

Een ... komt altijd weer op de poten terecht
A
kat
B
hond
C
konijn
D
kip

Slide 21 - Quiz

Liefde maakt ...
A
blij
B
gek
C
blind
D
boos

Slide 22 - Quiz

Een slordig iemand zijn
Heel erg rustig zijn
Doen alsof je iets heel erg vind
Een dutje doen
Een sloddervos zijn
Een uiltje knappen
Krokodillen tranen huilen
Zo mak als een schaap 

Slide 23 - Question de remorquage

wat is het goede spreekwoord?
A
wie zijn billen brandt moet op een kussen zitten
B
wie zijn billen brandt heeft pijn
C
wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten
D
wie zijn billen brandt moet blijven lopen

Slide 24 - Quiz

wat is het goede spreekwoord?
A
Het gras is dood bij de buren
B
Het gras is korter bij de buren
C
Het gras is groener bij de buren
D
Het gras is geler bij de buren

Slide 25 - Quiz

Wat is het goede spreekwoord?
A
Door de bomen de takken niet meer zien
B
Door de takken de bomen niet meer zien
C
Door de bladeren de bomen niet meer zien
D
Door de bomen het bos niet meer zien

Slide 26 - Quiz

Je bent klaar met deze les!

Slide 27 - Diapositive