29/1 § 7 ZD Beknopte bijzin

Cursus 5 Grammatica
§ 7 ZD Beknopte bijzin

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Cursus 5 Grammatica
§ 7 ZD Beknopte bijzin

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning

  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik vorige les
  • Instructie - in stilte werken
  • verlengde instructie: iedereen aan het werk
  • Exitticket
  • Afsluiten(reflectie en feedback)

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat een beknopte bijzin is en kun je het type en de functie van een beknopte bijzin bepalen
  • weet je weer hoe je een hoofdzin en bijzin herkent
  • heb je geoefend met de beknopte bijzin en het ontleden van de zinsdelen:
PV, OW, WWG/NWG, LV, MV, VV, BWB, BVB

Blauw = kennis = kennen = leren
Oranje = kunnen = oefenen met de kennis

Slide 3 - Diapositive

timer
10:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 6 - Question de remorquage

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Rachida doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 7 - Question de remorquage

In het kort
Aanwijzend voornaamwoord die/dat
Je kunt het ‘aanwijzen + de die/dat vervangen door deze/dit

Betrekkelijk voornaamwoord die/dat
Het verwijst naar een antecedent + de die/dat kan niet worden vervangen door deze/dit

Betrekkelijk voornaamwoord wie/wat
Verwijst terug naar een antecedent

Vragend voornaamwoord wie/wat
Verwijst niet terug naar een antecedent

Onderschikkend oegwoord
Plakt een bijzin aan een hoofdzin.







Slide 8 - Diapositive

Nieuwe lesstof
Maak aantekeningen!

Slide 9 - Diapositive

Wat is een hoofdzin en hoe herken je die?

Slide 10 - Carte mentale

Hoofdzinnen
  1. Twee of meer persoonsvormen in de zin.
  2. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar
  3. Hoofdzinnen worden met elkaar vebonden (naar samengestelde zinnen) met nevenschikkende voegwoorden:
  • en, noch, alsmede, alsook (aaneenschakelend)
  • maar, doch, of --> (kan ook onderschikkend zijn!), ofwel, dan wel, dan (tegenstellend)
  • want (causaliteit aanduidend)
  • dus (gevolgaanduidend)

De docent herhaalt de lesstof, want je hebt het nu weer nodig.
o                 pv                                   o   pv

Slide 11 - Diapositive

Wat is een bijzin en hoe herken je die?

Slide 12 - Carte mentale

Bijzin herkennen
  1. Er staan twee of meer persoonsvormen in de zin.
  2. In de bijzin staan het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar
  3. Een bijzin wordt vebonden met onderschikkende voegwoorden. Alle andere voegwoorden dan nevenschikkende voegwoorden --> behalve of, want die kan beide zijn!

De docent herhaalt de lesstof, omdat je het nu weer nodig hebt.
o                pv                                      o                                pv

Slide 13 - Diapositive

Wat is dan een beknopte bijzin, denk je?

Slide 14 - Carte mentale

Beknopte bijzin
Een beknopte bijzin is een verkorte bijzin waarin de persoonsvorm en het onderwerp ontbreken
Net als een gewone bijzin heeft hij een functie in de hoofdzin. 
Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen: 
  • beknopte bijzinnen met een voltooid deelwoord (begint meestal met ge-, be-, ver- of ont-.)
  • beknopte bijzinnen met een onvoltooid deelwoord (het hele werkwoord +d of +de (laatste minder bekend).
  •  beknopte bijzinnen met te + infinitief (hele werkwoord)
Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.

We kunnen de beknopte bijzin vervangen door een gewone bijzin door er een persoonsvorm en onderwerp aan toe te voegen.
Het onderwerp dat je in de bijzin invult, moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. 

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden
Stefano is bang dat hij verkeerd begrepen wordt.
-->  Stefano is bang verkeerd begrepen te worden.

Terwijl hij hevig bloosde, keek hij haar aan.
--> Hevig blozend keek hij haar aan.

Slide 16 - Diapositive

Voorbeelden per soort
  • beknopte bijzinnen met een voltooid deelwoord (begint meestal met ge-, be-, ver- of ont-.)
Uit de wind gehouden kon hij de eindstreep halen.

  • beknopte bijzinnen met een onvoltooid deelwoord (het hele werkwoord +d +de (minder bekend).
Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.

  • beknopte bijzinnen met te + infinitief (hele werkwoord)
Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.


Slide 17 - Diapositive

Wat is de beknopte bijzin?

"Loerend op haar prooi sloop de oude leeuwin over de savanne."

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de beknopte bijzin?

"De hopman waarschuwde zijn scouts op tijd aanwezig te zijn.''

Slide 19 - Question ouverte

Werk voor deze les + huiswerk: 
  • je leert actief, dus samenvattingen van de lesstof (methodeboek en/of LessonUp) schrijven in eigen woorden (niet overschrijven) of flitskaarten maken.
  • je kan extra oefenen in de 'versterk jezelf' in de online methode of je kunt online opdrachten opnieuw maken --> bluetooth aan!
  • niemand is alleen aan het lezen uit de methode of de LessonUp

Pak je VIP en noteer:
Cursus 5 Grammatica § 7 ZD Beknopte bijzin, opdracht 1 t/m 4
+ de geresette opdrachten van § 10

Klaar = in STILTE lezen
Thuis ook leren en oefenen
Stel de deze of volgende les vragen over dingen die je niet begrijpt!

Slide 20 - Diapositive

Beknopte bijzin 1
Van een bijzin kun je een beknopte bijzin maken > verkorte bijzin.

gewone bijzin: Nadat ze de catwalk verlieten, kleedden de modellen zich om voor het volgende onderdeel van de show.

beknopte bijzin: Na de catwalk te hebben verlaten, kleedden de modellen zich om voor het volgende onderdeel van de show.





Slide 21 - Diapositive

Beknopte bijzin 2
  • Onderwerp en persoonsvorm ontbreken in een beknopte bijzin.
  •  Het onderwerp is ‘verzwegen’ --> verzwegen onderwerp kun je afleiden uit de hoofdzin (het is daar het ow, lv of mv).

 Dromend over zijn toekomst (bekn. bz.) viel hij in slaap. 
Verzwegen onderwerp = hij 

Slide 22 - Diapositive

Beknopte bijzin - 3
In plaats van de persoonsvorm kan de beknopte bijzin bevatten:

  • een voltooid deelwoord:
 Aangekomen op het vakantieadres meldde mijn vader zich aan de balie.
  • een onvoltooid deelwoord: 
 Naar huis fietsend bedacht Mark zich, keerde om en reed terug.
  •  ‘te + infinitief’: 
 Na zijn kast te hebben leeggehaald vond Tim de shirts die hij zocht.

Slide 23 - Diapositive

Beknopte bijzin 4 - functie bb
  • Bijzin heeft gewoon een functie,  zoals onderwerp, lijd.vw., bijw.bep, etc.
  • De leerlingen gaven aan de stof goed te begrijpen.
  • Die rapper live in de Arena te zien is fantastisch.

Slide 24 - Diapositive

Beknopte bijzin 5 - herkennen/zelf formuleren
Je kunt de beknopte bijzin vervangen door er een gewone bijzin van te maken door er een persoonsvorm en onderwerp aan toe te voegen.

Het onderwerp dat je in de bijzin invult, moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. 

Slide 25 - Diapositive

1) Wat is de beknopte bijzin en wat voor soort beknopte bijzin is het dan?
"Huppelend van plezier kwam het kind de klas binnen."

Slide 26 - Question ouverte

Wat ontbreekt er in een beknopte bijzin?
A
alleen het onderwerp
B
alleen de persoonsvorm
C
de persoonsvorm + het onderwerp
D
de persoonsvorm + het lijdend voorwerp

Slide 27 - Quiz

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?

Na gesport te hebben, bleek de douche bezet.
A
Foutief
B
Goed

Slide 28 - Quiz

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?

Eindelijk thuisgekomen, ging hij meteen naar bed.
A
Foutief
B
Goed

Slide 29 - Quiz

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?

Na gegeten te hebben, fietsten we weer verder.
A
Foutief
B
Goed

Slide 30 - Quiz


Wat is de beknopte bijzin?
A
Joris koos = hoofdzin
B
na lang te hebben getwijfeld = beknopte bijzin
C
uiteindelijk toch voor een CM-profiel = hoofdzin

Slide 31 - Quiz

Wat is een beknopte bijzin?
A
Zin met persoonsvorm en zonder onderwerp
B
Zin met persoonsvorm en onderwerp
C
Zin zonder persoonsvorm en met onderwerp
D
Zin zonder persoonsvorm en onderwerp

Slide 32 - Quiz

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?
Lopend naar de overkant, reed de auto hem bijna aan.


A
Foutief
B
Goed

Slide 33 - Quiz

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.


A
Foutief
B
Goed

Slide 34 - Quiz

Sleep de delen naar de juiste stap.
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
Stap 7
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
zinsdeelstrepen
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
bijwoordelijke bepaling

Slide 35 - Question de remorquage

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zinsdeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3: WG = alle werkwoorden in de zin (inclusief de voorzetsels die erbij horen, zoals 'te kijken'.
Stap 4: O = Wie/wat + WG
Stap 5: LV = Wie/wat + WG + O
Stap 6: MVW = Aan wie/voor wie + WG + O + LV
Stap 7: BWB =  Als de stappen 1 t/m 6 helemaal goed gedaan hebt, dan blijft de BWB over;  de prullenbak van de zin! 
                         Geeft antwoord op vragen als: waarom, wanneer, hoelang, waarheen, waarvandaan, hoe en waarmee
                          Een tijd of plaat is altijd een BWB
                          Er kunnen meerdere BWB's in een zin staan
                          Woorden als wel, niet, nog en ook zijn ook BWB's

Slide 36 - Diapositive

Sleep de delen naar de juiste stap.
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
Stap 7
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
zinsdeelstrepen
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
bijwoordelijke bepaling

Slide 37 - Question de remorquage

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zindeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3: O = Wie/wat + PV
Stap 4 :NG = Koppelwerkwoorden + wat er over het onderwerp gezegd wordt.
   Vraag 1: Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
   Vraag 2: Gaat het om een 'toestand' of 'eigenschap' (iemand/iets is iets of lijkt iets te zijn)?
   Vraag 3: Is er een relatie met het onderwerp?
       --> NG bestaat uit twee delen: werkwoordelijk deel + naamwoordelijk deel
Geen: LV  
Stap 5 MV Aan wie/voor wie + NG + O (komt niet vaak voor)
Stap 6: BWB = De prullenbak van de zin. wat nog geen naam heeft gaat daarin en is dus de BWB


Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Een trucje: zwabbels (hoe dan  verder?)

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

(heten, dunken, voorkomen)

Slide 40 - Diapositive

Werk voor de deze en de volgende les:
Pak je VIP en noteer:
Cursus 5 Grammatica § 7 ZD Beknopte bijzin, opdracht 1 t/m 4
+ de geresette opdrachten van § 10

Verlengde instructie:
Cursus 5 Grammatica § 7 ZD Beknopte bijzin, opdracht 1 t/m 4
+ de geresette opdrachten van § 10


Wat niet af is  = huiswerk!
Klaar = in stilte lezen
timer
15:00

Slide 41 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat een beknopte bijzin is en kun je het type en de functie van een beknopte bijzin bepalen
  • weet je weer hoe je een hoofdzin en bijzin herkent
  • heb je geoefend met de beknopte bijzin en het ontleden van de zinsdelen:
PV, OW, WWG/NWG, LV, MV, VV, BWB, BVB

Blauw = kennis = kennen = leren
Oranje = kunnen = oefenen met de kennis

Slide 42 - Diapositive

Correcte beknopte bijzin
Foutieve beknopte bijzin
Gewone bijzin
Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden. 
In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.
Als hij me belt, loop ik even de vergadering uit. 
Na kampioen te zijn geworden, werden de spelers door het bestuur gefeliciteerd.
Na fraude te hebben geconstateerd, werd de boekhouder direct ontslagen.

Slide 43 - Question de remorquage

Ik weet wat een beknopte bijzin is en kan het type en de functie van een beknopte bijzin bepalen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Sondage

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

Slide 45 - Question ouverte

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 46 - Question ouverte