Speculaas
1 / 17
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Ik heb aan het einde van de les ... antwoorden goed
Slide 3 - Sondage
Wat weet jij al over speculaas?
Slide 4 - Carte mentale
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Welke moeilijke woorden heb je onderstreept?
Slide 7 - Question ouverte
Waarom heeft de schrijver deze tekst vooral geschreven??
A
Om de lezer een verhaal te vertellen over speculaas
B
Om de lezer informatie te geven over speculaas
C
Om de lezer na te laten denken over speculaas
D
Om de lezer te vertellen hoe je speculaas moet maken
Slide 8 - Quiz
Wat voor soort tekst is dit?
A
Informatief
B
Overtuigend
C
Amuserend
D
Activerend
Slide 9 - Quiz
timer
1:00
Bedenk een vraag, waarvan het antwoord niet in de tekst staat
Slide 10 - Carte mentale
Slepen maar!
WAAR of NIET WAAR?
In speculaas zit als ingrediënt zwarte peper.
NIET WAAR
WAAR
Slide 11 - Question de remorquage
Wat moet er op regel 16 worden ingevuld?
A
Eten
B
Mengen
C
Bakken
D
Laten rijzen
Slide 12 - Quiz
Lees regel 14 t/m 22. Welk tussenkopje past het best boven dit stukje tekst?
A
Speculaas rijst weinig
B
Deeg
C
Een koude omgeving
D
Hoe speculaas wordt gemaakt
Slide 13 - Quiz
Slepen maar!
WAAR of NIET WAAR?
Een ander woord voor speculaas is Karamellgebäck.
NIET WAAR
WAAR
Slide 14 - Question de remorquage
Lees alinea 2: Waarom is het belangrijk om de temperatuur van het deeg niet te snel te laten stijgen?
A
Zodat de smaak kan doordringen
B
Omdat het anders smelt
C
Omdat het anders niet rijst
D
Omdat er een mespuntje zout in zit
Slide 15 - Quiz
Waarnaar verwijst het woord 'deze' in regel 29?
A
Het Zuiden
B
Een commercieel massaproduct
C
Belgische grootfabrikanten
D
Speculaaskruiden
Slide 16 - Quiz
Mijn voorspelling is uitgekomen:
😒🙁😐🙂😃
