Dinsdag 28 mei

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Duo-lezen

We starten vandaag met duolezen.

Chromebook op de tafel.

Taal

Doel:

Ik kan een werkwoord in de zin opzoeken en kijken welke "vorm" het is. 

Vormen: ik, jij, hij/zij, wij

Voorbeeld

• Ik fiets nu naar school.
• Werkwoord: fiets
• Vorm: ik-vorm

Voorbeeld

• De jongen schrijft heel netjes
• Werkwoord: schrijft
• Vorm: hij-vorm

Voorbeeld

• Veel oudere mensen lopen met een rollator
• Werkwoord: lopen
• Vorm: wij-vorm

Het meisje springt naar beneden.
Werkwoord:

Ik ........... op tijd gekomen.

Het meisje springt naar beneden.
Vorm:

In het dorp zingen veel vogels.
Werkwoord:

In het dorp zingen veel vogels.
Vorm:

Onregelmatige werkwoorden

Hebben en zijn.

Zij heeft een paard.

Hij is heel erg nieuwsgierig.

Je bent heel goed bezig. 

Ik ........... op tijd gekomen.

De koeien ................ onrustig.

Jij .............. het eerste aan de beurt.

Doel

Ik kan uitleggen wat een polder is en waarom er polders zijn. 

Ik uitleggen wat een gemaal doet.

Polder

De boerderij staat droog, 

door het gemaal, de dijk en 

de sloten.

Om meer grond te krijgen werden de IJsselmeerpolders drooggelegd: de Noord-Oostpolder (1942) en de Flevopolder (1957-1969)

video polder

https://schooltv.nl/video-item/waarom-hebben-we-molens-windkracht-al-voordat-er-elektriciteit-was

Een waterkering

1. Kan open en dicht
2. Is een dijk
3. Is altijd gesloten

Een kanaal

1. Is door de natuur gemaakt
2. Is door mensen gemaakt

Een polder is

1. Een eiland
2. Laag land, met sloten