1. WWspelling - pvtt

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling

PVTT

2e deadline 11 febr

Reader Solliciteren

Bewijs => reader Lezen gemaakt

Hoever staan de herkansers?

Periode 3

Toets werkwoordspelling

Reader ww-spelling uitdelen

Waarom werkwoordspelling oefenen?

Wat zijn werkwoorden?

Werkwoordsvormen

Er bestaan verschillende vormen en allemaal hebben ze hun eigen spellingregels.

Soorten werkwoorden:

Infinitief                                                                             (lopen)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd  (pvtt)         (hij loopt)

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)                        (hij liep)

Voltooid deelwoord                                                      (hij heeft gelopen)

Onvoltooid deelwoord                                                (hij ging lopend)

Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord            (de lopende motor)

Gebiedende wijs                                                             (Loop naar je kamer!)

PVTT

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Wat is een persoonsvorm

En hoe vind je die?

Wat is de persoonsvorm?

Peter haalt de boodschappen vanmiddag?

Ga jij morgen weer naar Vlieland?

Wij geven helemaal niks om geld.

Wat jij wil, moet gebeuren

Twee soorten persoonsvormen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Verleden tijd (pvvt)

Wat is verschil?

Pvtt of pvvt?

Piet aanvaardde de straf niet.

Waarom ga jij naar de winkel?

Kelly zong zo hard als zij kon.

Gisteren werkte ik tot laat

Persoonsvorm 

tegenwoordige tijd

Ik vorm

Ik vorm + T

Meervoud

ik-vorm

bereiden

worden

lopen

Ik-vorm of stam

Infinitief = lopen

stam =   lop

ik-vorm = loop

Vervoegen werkwoorden pvtt:

Tip:

Bepaal altijd eerst de ik-vorm

Bepaal daarna of er een -t- achter moet of niet

Oefenen:

1. Angela (lopen) naar de auto.

2. (Worden) jij ook zo misselijk?

3. Jij (worden) een beetje groen.

4. Wij (willen) naar de kermis

5. Ik (wrijven) de glazen schoon.

Oefenen:

1. Angela (loopt) naar de auto. 

2. (Word) jij ook zo misselijk?

3. Jij (wordt) een beetje groen.

4. Wij (willen) naar de kermis

5. Ik (wrijf) de glazen schoon.

Tip:

Bij twijfel: gebruik het werkwoord 'lopen' om te horen of er ergens een -t- achter moet of niet:

Harry (word...)

(word...) u

De ballon (belanden) in de boom.

Ik (vinden) er niets aan.

Hij (aanvaarden) het niet.

(Houden) jij ook van nasi?

Hij (schelden) iemand uit.

Mijn vader …........................... altijd meer zakgeld.

…........................... jij nu echt een avondje uit aan Henk?  

Ik …...........................  nooit meer een marathon te rennen!

Hij heeft nog nooit een gouden horloge …........................... 

Wij …...........................  dat we aardig voor de juf zijn. 

…...........................  jullie aan mij iedere dag een kaart te sturen?

…...........................  Piet te gaan trouwen met Fatima?  

belooft

beloven

beloofd

beloof

Beloven

Belooft

Beloof

Hij ................ de vraag van de
docent weer niet!

1. beantwoord
2. beantwoorden
3. beantwoordt

Achmed ........... aan zijn moeder dat hij nooit meer vuurwerk zal afsteken.

1. beloof
2. beloofd
3. belooft
4. beloven

.............. je nog van mij?

1. Houden
2. Houdt
3. Houd

......... je vader nog van mij?

1. Houden
2. Houdt
3. Houd

Ik heb het gevoel dat ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd beheers.

010

Aan de slag:

Maak de opdrachten uit de reader van pvtt + bespreken

Huiswerk:

Maak opdrachten in Nu Nederlands (B-boek) H3.1 (blz. 175/ 176)

Lees theorie door van reader over pvvt