TL4: examentraining: Hoe ziet het examen eruit?

Centraal Eindexamen Nederlands

Intro: hoe ziet het examen eruit?
VMBO-TL
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Centraal Eindexamen Nederlands

Intro: hoe ziet het examen eruit?
VMBO-TL

Slide 1 - Diapositive

Hoeveel punten kun je ONGEVEER halen op het CE?
A
30
B
40
C
50
D
60

Slide 2 - Quiz

Hoeveel punten van je examen zijn voor de schrijfopdracht?
A
9
B
10
C
13
D
15

Slide 3 - Quiz

Hoeveel tijd krijg je voor het CE Nederlands? (zonder extra tijd)
A
100 minuten
B
120 minuten
C
200 minuten
D
150 minuten

Slide 4 - Quiz

Wat neem je mee naar het CE Nederlands?

Slide 5 - Carte mentale

CE Lezen 

Slide 6 - Diapositive

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 7 - Question de remorquage

Tekst 3 is altijd een advertentie. Welk tekstdoel heeft een advertentie?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 8 - Quiz

Welk type woorden moet je zeker leren?
A
Signaalwoorden
B
Werkwoorden
C
Verwijswoorden
D
Zelfstandige naamwoorden

Slide 9 - Quiz

Welke drie mogelijke schrijfopdrachten zijn er?

Slide 10 - Question ouverte

Op het CE telt spelling mee.
A
Ja, maar alleen bij de schrijfopdracht
B
Nee, telt niet mee
C
Ja, in het hele CE
D
Nee, dat was vroeger wel maar nu niet meer.

Slide 11 - Quiz

Herhaling lezen: 
- Onderwerp 
- Deelonderwerp 
- Hoofdgedachte
- Tekstdoel 
- Signaalwoorden 
- Verwijswoorden 

Slide 12 - Diapositive

Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 13 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 14 - Quiz


Wat is een hoofdgedachte?
A
gedachte uit je hoofd
B
samenvatting van een tekst in één zin
C
samenvatting van een tekst
D
één zin in de tekst

Slide 15 - Quiz

Tekstdoelen
Welke tekstdoelen ken jij?

Slide 16 - Question ouverte

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 17 - Question de remorquage

timer
1:00
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 18 - Question de remorquage

Wat zijn signaalwoorden? Noem een voorbeeldzin waarin je een signaalwoord gebruikt.
timer
1:00

Slide 19 - Question ouverte

CE Schrijven 

Slide 20 - Diapositive

Leesstrategieën
  • globaal;
  • zoekend;
  • intensief.

Slide 21 - Diapositive

Beeld en opmaak
Het beeld en de opmaak van de tekst worden bepaald door:
  • titel;
  • tussenkopjes;
  • illustraties;
  • lettertypes;
  • tekst- en alinea-indeling.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Functies afbeeldingen:
1. De afbeelding dient om de aandacht te trekken.
2. De afbeelding is nodig om de tekst te kunnen begrijpen.
3. De afbeelding voegt nieuwe informatie-elementen toe aan de tekst.
A
alleen 1
B
alleen 2
C
1 en 2
D
2 en 3

Slide 24 - Quiz

Op welk aspect legt de afbeelding in de advertentie de nadruk?
A
Een nieuw bestaan in Nederland is aantrekkelijk.
B
Iedereen kan vrijwilliger worden.
C
Vluchtelingen hebben hulp van anderen nodig.
D
Weet iedereen voor vluchtelingen de weg?

Slide 25 - Quiz

Schrijfdoel en lezers
De schrijver kan verschillende doelen hebben:
  • informatie verstrekken;
  • overtuigen;
  • een mening geven;
  • tot handelen aanzetten;
  • amuseren;
  • gevoelens oproepen/uitdrukken.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Voor wie is deze advertentie bedoeld?
A
alleen voor jonge mannen
B
voor belangstellenden voor een functie bij de landmacht
C
voor mannen en vrouwen die al in de landmacht zitten
D
voor scholieren op technische opleidingen

Slide 28 - Quiz

Wat is het voornaamste doel van deze advertentie?
A
informeren
B
amuseren
C
tot handelen aansporen
D
overtuigen

Slide 29 - Quiz

Feiten en meningen
Feit: echt gebeurd/echt waar/controleerbaar

Mening: wat iemand vindt/denkt/niet controleerbaar
  • zonder commentaar
  • tegenspreken
  • juistheid
  • vergelijken

Slide 30 - Diapositive

Tekstindeling
In de meeste teksten kun je drie delen onderscheiden:
  • inleiding;
  • kern;
  • slot.

Slide 31 - Diapositive

Deelonderwerpen
Inleiding
Onderwerp

Kern
Stappen: deelonderwerpen
--> tussenkopjes

Slide 32 - Diapositive

Tekstrelaties en signaalwoorden
Tekstverbanden = tekstrelaties
--> signaalwoorden!
  • oorzaak - gevolg;
  • doel - middel;
  • algemene uitspraak of bewering - voorbeeld;
  • tegenstelling
  • opsomming;
  • voorwaarde;
  • argumenten;
  • conclusie.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Welk verband is er tussen alinea 2 en alinea 3?
A
Alinea 2 en 3 vormen een opsomming.
B
Alinea 3 bevat een samenvatting van de inhoud van alinea 2.
C
Alinea 3 geeft de oorzaak van alinea 2.
D
Alinea 3 geeft een voorbeeld bij wat in alinea 2 wordt verteld.

Slide 35 - Quiz

Hoofdonderwerp en hoofdgedachte
Hoofdonderwerp: waar gaat deze tekst over?

Hoofdgedachte: wat zegt de schrijver in één zin over het onderwerp van de tekst?

Slide 36 - Diapositive

Hoofdzaken
De belangrijkste punten uit de tekst.

Samenvatting: geen voorbeelden!

Slide 37 - Diapositive

Herhaling schrijven
- Zakelijke e-mail 
- Zakelijke brief
- Artikel 

Slide 38 - Diapositive

Een zakelijke email bevat:
A
Geen adresgegevens, wel email adres en onderwerp
B
Wel adresgegevens, geen email adres en onderwerp
C
Geen adresgegevens, geen email adres wel een onderwerp
D
Wel adresgegevens, wel een email-adres en geen onderwerp

Slide 39 - Quiz

Wat zijn de eisen van een zakelijke email?
A
Duidelijk, aantrekkelijk, volledig, informeel
B
Gericht, duidelijk, aantrekkelijk, correct
C
Aantrekkelijk, duidelijk, formeel
D
Kort, formeel

Slide 40 - Quiz

Waarin verschillen een zakelijke brief en een zakelijke email?

Slide 41 - Question ouverte

Een zakelijk brief heeft:
A
Altijd een vaste volgorde
B
alleen een middenstuk
C
Een informeel karakter
D
Een open eind

Slide 42 - Quiz

Een zakelijke brief heeft een vaste opbouw. Wat schrijf je in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Wat je van de lezer verwacht.
B
Precieze informatie.
C
De reden en het onderwerp van je brief.
D
Geen van de antwoorden is juist.

Slide 43 - Quiz

Stel je voor: je schrijft een artikel over plasticsoep.
Wat zou je in je artikel schrijven?
Noem drie kernwoorden.
timer
1:30

Slide 44 - Question ouverte

In de inleiding moet je de aanleiding van je mail of artikel schrijven. Hoe kun je beginnen? Schrijf een voorbeeld op.

Slide 45 - Question ouverte

INLEIDING
KERN
SLOT
Aanleiding voor het schrijven van het artikel
Een mening over het onderwerp.
Introductie van jezelf.
Conclusie.
Een zin om de aandacht te trekken.
Feiten, cijfers, voorbeelden
Toelichting van jouw mening.
Bedanken.

Slide 46 - Question de remorquage

Ik weet welke onderdelen er in het examen voorkomen
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Sondage