§ 10.4 Geluid in beeld

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

§ 10.4 Geluid in beeld

Aan het eind van deze les kun je

- herkennen hoe het geluidspatroon verandert bij een harder of zachter geluid;

- herkennen hoe het geluidspatroon verandert als de toonhoogte verandert;

- de trillingstijd uit een geluidspatroon bepalen;

- de frequentie berekenen met een formule berekenen.

Klein stukje herhalen

Even kijken wat je nog weet

Een hoge toon heeft...

1. Weinig trillingen per seconden
2. Veel trillingen per seconden

Een toon met een hoge frequentie herken je op een oscilloscoop door...

1. Hoge golven
2. Lage golven
3. Veel golven
4. Weinig golven

Een hoge toon heeft............. trillingen per seconde dan een lage toon.

1. meer
2. minder
3. even veel

Welke zinnen zijn juist?

1. In scherm C is een zachte toon afgebeeld.
2. In scherm C is de laagste toon afgebeeld.
3. In scherm B is een lage toon afgebeeld.
4. In scherm A en scherm C is dezelfde toon afgebeeld.

Kijk naar
het plaatje. Welk antwoord
is goed?

1. Het geluid was stil
2. Het geluid was zacht, toen hard, toen weer zacht
3. Het geluid was hard, toen zacht, toen weer hard
4. Het geluid was laag, toen hoog, ten weer laag.

Goed, verder met § 10.4

Pak je schrift voor aantekeningen. 

1

2

Trillingen

1

2

Opdracht 1

1

2

Frequentie

Trillingstijd

Seconde en milliseconde

Sommige trillingen zijn zooooó snel, dat ze worden weergegeven in milliseconde. Dit is 1 seconde delen door 1000. 

Milli is de tegenhanger van kilo. 

milli / 1000

kilo x 1000

Trillingstijd en Frequentie

Frequentie en Trillingstijd

Trillingstijd en frequentie hebben met elkaar te maken. 

Voorbeeld: Gitaarsnaren kunnen 400 keer per seconde trillen. 

1 trilling duurt dan 0,0025 s. (1/400=0,0025 s)

Trillingstijd= 1/f in Hz                                        Frequentie=1/T in s

1

Trillingstijd en frequentie

1

Voorbeeld trillingstijd en frequentie

Opdracht 2

1

1

Uitwerking opdracht 2

Opdracht 3

1

1

Uitwerking opdracht 3

Opdracht 4

Opdracht 4 - uitwerking

Opdracht 4 - uitwerking

Nu zelf aan de slag.

In tweetallen ga je de vragen van § 10.4 maken. 
Je kunt ze samen maken, of je verdeelt het werk. 

Zorg ervoor dat beiden alle antwoorden heeft opgeschreven. 

Opdracht 4 - uitwerking

Vorm nu een nieuw groepje
van 3-4 andere personen.

Vergelijk elkaars antwoorden. Wie had het juiste antwoord? Kom je er niet uit, steek dan je vinger op.

Even checken wie het begrijpt