Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Waar denk je aan bij werkwoordspelling?
OF
Waarom besteden we aandacht aan werkwoorden goed spellen?

Slide 2 - Carte mentale

Doelstelling
Aan het einde van deze les kun je de volgende vragen beantwoorden:
- Wat is het verschil tussen de ik-vorm en de stam?

- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 
- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de verleden tijd? 
- Hoe vervoeg je de voltooid deelwoorden?
- Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden?
- Hoe vervoeg je werkwoorden tot bijvoeglijk naamwoorden?
- Hoe vervoeg je de gebiedende wijs?

Slide 3 - Diapositive

Opdracht: regels (5 minuten)
Ieder groepje krijgt een onderwerp van werkwoordspelling.
Schrijf de regel op die bij je onderwerp hoort en geef minimaal drie verschillende voorbeelden. 

Slide 4 - Diapositive

Opdracht (5 minuten)
Ieder groepje krijgt een onderwerp van werkwoordspelling.
Schrijf de regel op die bij je onderwerp hoort en geef minimaal drie verschillende voorbeelden. 

1) Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? (drie manieren!)
2) Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 
3) Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de verleden tijd? 
4) Hoe vervoeg je de voltooid deelwoorden?
5) Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden?
6) Hoe vervoeg je werkwoorden tot bijvoeglijk naamwoorden?
7) Hoe vervoeg je de gebiedende wijs?

timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Quiztijd!
:)

Slide 8 - Diapositive


Michael [branden] zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 9 - Quiz


Maar iedereen heeft weleens [falen].
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 10 - Quiz


[vinden] je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 11 - Quiz


[vinden] je broer deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 12 - Quiz

Meneer Nas [vinden] het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 13 - Quiz

Heeft iedereen zijn naam op de kaart [vermelden]?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 14 - Quiz

Mevrouw de Gier [zetten] die van haar er gisteren nog op
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 15 - Quiz

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat [leren]
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt

Slide 16 - Quiz

Dan [beloven] dat veel voor de toets
A
beloovt
B
beloovd
C
beloofd
D
belooft

Slide 17 - Quiz

Hij heeft de [vinden] foto's weggelegd.
A
gevonden
B
gevonde
C
gevondden

Slide 18 - Quiz

De [vergroten] foto's heb ik ingelijst.
A
vergrote
B
vergroten
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 19 - Quiz

De [redden] jongen was heel erg bang geweest.
A
gerede
B
geredden
C
geredde

Slide 20 - Quiz

Heb jij vanochtend nog [douchen]?
A
gedouchd
B
gedouchet
C
gedouched
D
gedoucht

Slide 21 - Quiz

Ik heb het pizzadeeg goed [mixen].
A
gemixet
B
gemixt
C
gemixed
D
gemixd

Slide 22 - Quiz

Opdracht (10 minuten)
Kies de opdracht waar je mee wil oefenen:
- spel (dobbelsteen op telefoon en muntje/dop als pion)
- woordzoeker 
- kruiswoordpuzzel
- werkblad 

Je werkt op papier, dus je hebt je laptop niet nodig!
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

Afsluiten
Je kunt nu antwoord geven op de volgende vragen: 
- Wat is het verschil tussen de ik-vorm en de stam?

- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 
- Hoe vervoeg je de persoonsvorm in de verleden tijd? 
- Hoe vervoeg je de voltooid deelwoorden?
- Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden?
- Hoe vervoeg je werkwoorden tot bijvoeglijk naamwoorden?
- Hoe vervoeg je de gebiedende wijs?

Slide 24 - Diapositive

Wat wil je de komende tijd nog oefenen met werkwoordspelling?

Slide 25 - Question ouverte