23/24 irr verbs 7

Show what you know

5 vragen over .....?

De leerlingen krijgen vijf vragen/feiten over 1 onderwerp, persoon, begrip of gebeurtenis.

Van de vijf vragen moeten ze er tenminste drie goed hebben beantwoord. 

Onregelmatige werkwoorden 7

gaan

Hij/ zij het

hele

ww

volt

deel

woord

1

verleden 

tijd

goed

 went

want

go

goes

goen

gone

goned

gones

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie

to go -----------  went    -------   gone 

hele werkwoord

1

verleden tijd

2

voltooid deelwoord

3

geven

Hij/ zij het

hele

ww

volt

deel

woord

2

verleden 

tijd

gaves

given

gives

gived

gaved

gave

given

gaven

give

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie

to give ---------  gave     -------   given 

hele werkwoord

1

verleden tijd

2

voltooid deelwoord

3

vriezen

Hij/ zij het

hele

ww

volt

deel

woord

3

verleden

tijd

freeze

freezed

frozes

freezes

froze

frozed

frozen

freezen

freze

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie

to freeze---------  froze     -------   frozen 

hele werkwoord

1

verleden tijd

2

voltooid deelwoord

3

vallen

Hij/ zij het

hele

ww

past

simple

volt

deel

woord

4

to fall

felt

feels

falls

fell

fled

fallen

to feel

flew

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie

to fall -----------  fell     ----------   fallen 

hele werkwoord

1

verleden tijd

2

voltooid deelwoord

3

Vertaal naar het Nederlands (hoofdletter & punt)

Suze has had a headache.

5