Opstellen van een fokplan

Opstellen van een fokplan

Aan het einde van de les kun je...

De verantwoordelijkheden van het fokken uitleggen. Het verschil tussen vermeerderen en fokken beschrijven. De rol van het gebruiksdoel bij het fokken verklaren. De invloed van genetische en omgevingsfactoren op het fenotype van dieren begrijpen. De stappen van de voortplantingscyclus van zoogdieren beschrijven. Het proces van embryonale ontwikkeling bij zoogdieren uitleggen.

Wat weet je al over het opstellen van een fokplan?

Verantwoordelijkheden van het fokken

Fokbesluit: Een besluit om wel of niet doelgericht met dieren te fokken.

Verschil tussen vermeerderen en fokken

Gebruiksdoel: Het doel waarvoor de dieren gefokt worden, zoals gezelschapsdier, tentoonstellingsdier of voedseldier.

Rol van gebruiksdoel bij fokken

Fokdoel: Het specifieke resultaat dat men wil bereiken met het fokken van dieren.

Invloed van genetische en omgevingsfactoren op fenotype

Fenotype: De zichtbare eigenschappen van een dier, beïnvloed door zowel genetische aanleg als omgevingsfactoren.

Stappen van de voortplantingscyclus van zoogdieren

Bronst: De periode waarin dieren paarbereid zijn door hormonale veranderingen.

Proces van embryonale ontwikkeling bij zoogdieren

Bevruchting: Het proces waarbij een zaadcel versmelt met een eicel om een zygote te vormen.

Proces van embryonale ontwikkeling bij zoogdieren

Embryonale ontwikkeling: De ontwikkeling van een bevruchte eicel tot een voldragen jong, met verschillende stadia zoals morula en blastula.

Definitielijst

Fokbesluit: Een besluit om wel of niet doelgericht met dieren te fokken. Gebruiksdoel: Het doel waarvoor de dieren gefokt worden, zoals gezelschapsdier, tentoonstellingsdier of voedseldier. Fokdoel: Het specifieke resultaat dat men wil bereiken met het fokken van dieren. Fenotype: De zichtbare eigenschappen van een dier, beïnvloed door zowel genetische aanleg als omgevingsfactoren. Bronst: De periode waarin dieren paarbereid zijn door hormonale veranderingen. Bevruchting: Het proces waarbij een zaadcel versmelt met een eicel om een zygote te vormen. Embryonale ontwikkeling: De ontwikkeling van een bevruchte eicel tot een voldragen jong, met verschillende stadia zoals morula en blastula.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.