PV VT sterk-zwak

Nederlands
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Diapositive

Planning

Lezen 15 minuten
Uitleg persoonsvorm zwakke en sterke werkwoorden
Maken opdrachten

Doel

Je weet welke regels je moet toepassen om de persoonsvorm in de juiste zin te zetten.

Slide 3 - Diapositive

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

 
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 5 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 6 - Diapositive

persoonsvorm verleden tijd

Slide 7 - Diapositive

Wat is de ik-vorm van het woord "lopen"?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van het woord "verven"?

Slide 9 - Question ouverte

Persoonsvorm Verleden Tijd
verhuizen
antwoorden
eten
Ik
verhuisde
antwoordde
at
jij/je/u
verhuisde
antwoordde
at
hij/zij/het
verhuisde
antwoordde
at
wij/jullie/zij
verhuisden
antwoordden
aten
... jij?
Verhuisde jij?
Antwoordde jij?
At jij?

Slide 10 - Diapositive

Noem de ik-vormen van de volgende werkwoorden:
bakken, raken, verhuizen.

Slide 11 - Question ouverte

persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik
ik voor/achter de pv => ik-vorm
=> ik snoei / snoei ik

*jij
jij voor de pv => ik-vorm + t
=> jij snoeit / jij loopt / jij verhuist

Slide 12 - Diapositive

persoonsvorm tegenwoordige tijd
*jij
jij  achter de pv => ik-vorm
=> snoei jij / loop jij / verhuis jij

hij/zij/het/u/de jongen => ander enkelvoud
ik-vorm + t (voor/achter de pv)
=> hij snoeit / u loopt / verhuist de jongen

Slide 13 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
(worden) Hij ... later vast een goede vader.

Slide 14 - Question ouverte

(worden) ... jij later een goede vader?

Slide 15 - Question ouverte

Vul in: pv tegenwoordige tijd.

Maar hij (vertrouwen) niemand.
A
vertrouwt
B
vertrouwd

Slide 16 - Quiz

Vul in: pvtt

Joep (lopen) naar school.
A
loop
B
loopd
C
loopt
D
lopen

Slide 17 - Quiz

Vul in: pvtt

Het huis (branden) af.
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 18 - Quiz

Welke zin is goed gespeld?
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.

Slide 19 - Quiz

Welke zin is goed gespeld?

A
Jij word er wel gelukkig van.
B
Jij wordt er wel gelukkig van.

Slide 20 - Quiz

Welke zin is goed gespeld?

A
Vind jij dit een mooie kleur?
B
Vindt jij dit een mooie kleur?

Slide 21 - Quiz

sterk of zwak

Slide 22 - Diapositive

sterke of zwakke werkwoorden
Sterk
klankverandering
=> ik loop / ik liep

zwak
géén klankverandering
=> ik snoei / ik snoeide

Slide 23 - Diapositive

lopen
A
sterk
B
zwak

Slide 24 - Quiz

werken
A
sterk
B
zwak

Slide 25 - Quiz

helpen
A
sterk
B
zwak

Slide 26 - Quiz

genezen
A
sterk
B
zwak

Slide 27 - Quiz

wassen
A
sterk
B
zwak

Slide 28 - Quiz

zonnen
A
sterk
B
zwak

Slide 29 - Quiz

luisteren
A
sterk
B
zwak

Slide 30 - Quiz

kijken
A
sterk
B
zwak

Slide 31 - Quiz

persoonsvorm verleden tijd


Slide 32 - Diapositive

persoonsvorm verleden tijd (zwak)
enkelvoud
ik-vorm + de => ik snoeiDE  of
ik-vorm + te => ik werkTE

meervoud
ik-vorm + den => wij snoeiDEN  of
ik-vorm + ten => jullie werkTEN

Slide 33 - Diapositive

persoonsvorm verleden tijd (zwak)
Kun je het niet horen? / Vind je allebei de antwoorden goed klinken?

=> 'T  e X   K  o  F   S   CH   i  P 
verhuizen => verhuiZ => niet in het kofschip => verhuisDe(n)
juichen => juiCH => wel in het kofschip => juichTe(n)
snoeien => snoei => niet in het kofschip => snoeiDe(n)
puffen => pufF => wel in het kofschip => pufTe(n)

Slide 34 - Diapositive

Wat is juist?
A
ik waste
B
ik wasde

Slide 35 - Quiz

Wat is juist?
A
hij jubelde
B
hij jubelte

Slide 36 - Quiz

Wat is juist?
A
wij beleeften
B
wij beleefden

Slide 37 - Quiz

Wat is juist?
A
Jullie planten een boom.
B
Jullie plantten een boom.

Slide 38 - Quiz

Wat is juist?
A
hij deelde mee
B
hij deeldde mee

Slide 39 - Quiz

Wat is juist?
A
ik beklade
B
ik bekladde

Slide 40 - Quiz

Wat is juist?
A
u werkte
B
u werktte

Slide 41 - Quiz

Wat is juist?
A
schilderdde jij?
B
schilderde jij?

Slide 42 - Quiz

Wat is juist?
A
zij zweefden
B
zij zweeften

Slide 43 - Quiz

Vragen?

Slide 44 - Diapositive

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 45 - Diapositive

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 46 - Diapositive

Planning


Doel

Slide 47 - Diapositive

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

 
timer
10:00

Slide 48 - Diapositive

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 49 - Diapositive

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 50 - Diapositive

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 51 - Diapositive

Planning


Doel

Slide 52 - Diapositive

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

 
timer
10:00

Slide 53 - Diapositive

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 54 - Diapositive