Kleidung

Kleidung
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Kleidung

Slide 1 - Diapositive

Ik vind dat ik tijdens de lessen al best wat geleerd heb over Mode und Aussehen
A
Ja
B
nee
C
weinig, maar ik kon meer opletten/meedoen
D
amper tijd aan besteed

Slide 2 - Quiz

Ik heb thuis al lesstof herhaald voor de toets dinsdag a.s.
A
Ja
B
Nee
C
Beetje
D
nee, wel al ingepland

Slide 3 - Quiz

OEFENEN MET GRAMM EN ZINNEN

Slide 4 - Diapositive

Beschrijf je kleding of van een klasgenoot (zonder naam noemen) in 3 zinnen.

Slide 5 - Question ouverte

Welk kledingstuk in het Duits draag je het liefst?

Slide 6 - Question ouverte

Hij draagt
A
sie trage
B
er trage
C
er trägst
D
er trägt

Slide 7 - Quiz

hij is
A
sie iss
B
er bist
C
sie ist
D
er ist

Slide 8 - Quiz

zij draagt
A
sie trage
B
er trage
C
sie trägt
D
sie trägst

Slide 9 - Quiz

zij is 1 meter 65.
A
sie ist 1 Meter 65 groß
B
sie hat 1 Meter 65 groß
C
sie ist 1 Meter 65 lang
D
sie sind 1 Meter 65 lang

Slide 10 - Quiz

Ze heeft (een broek)
A
sie habt
B
sie hat
C
sie ist
D
sie hast

Slide 11 - Quiz

Hij heeft
A
er habt
B
er ist
C
er hat
D
er hast

Slide 12 - Quiz

vertaal: Ik zoek een broek, maat M.

Slide 13 - Question ouverte

vertaal: Waar is de kassa?

Slide 14 - Question ouverte

vertaal: geen probleem, wat kost het?

Slide 15 - Question ouverte

zeg dat de broek jou goed past/staat

Slide 16 - Question ouverte

Hij koopt
A
sie kauft
B
er kauft
C
er kaufe
D
er kaufst

Slide 17 - Quiz

vertaal: Hij draagt ringen en witte sokken.

Slide 18 - Question ouverte

Ik geef....
A
me een schop onder m'n hol. Ik wist niks.
B
een 6.
C
een compliment omdat ik veel wist.
D
de docent een like omdat ze mij voorbereid heeft.

Slide 19 - Quiz