Quiz hoofdstuk 8 en 9

Quiz BAS
hoofdstuk 8 en 9
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz BAS
hoofdstuk 8 en 9

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent een "deadline"
A
Een inschatting van hoelang je over een taak doet
B
Een tijdschema waarin werkzaamheden staan
C
Het moment waarop de uitvoering van een taak start
D
Het moment waarop iets behaald moet zijn

Slide 2 - Quiz

Welke uitspraak over doelen stellen is juist?
A
Doelen geven informatie over de gewenste situatie
B
Doelen hoeven niet schriftelijk te worden vastgelegd
C
Doelen kunnen alleen voor de lange termijn worden opgesteld
D
Doelen moeten in één keer behaald worden

Slide 3 - Quiz

Sommige taken in een planning hebben prioriteit. Wat zijn zaken die prioriteit hebben?
A
Taken die belangrijk zijn en voorrang krijgen
B
Taken die het leukst zijn om uit te voeren
C
Taken die het moeilijkst zijn om uit te voeren
D
Taken die je als laatste moet uitvoeren

Slide 4 - Quiz

Bij het maken van een planning , zet je taken in een logische volgorde
A
Juist
B
Niet juist

Slide 5 - Quiz

Om goed te kunnen werken, wijk je nooit van een planning af
A
Juist
B
Niet juist

Slide 6 - Quiz

Kyra moet een vergaderruimte voor 10 personen klaarzetten. Ze vraagt haar leidinggevende in welke vergaderzaal ze de ruimte gereed moet maken. Bij welke "W" hoort deze vraag?
A
Wat
B
Waar
C
Welke
D
Wanneer

Slide 7 - Quiz

Mees werkt in de winkel. Voor de winkel opengaat veegt hij de stoep voor de winkel. Zodra er klanten in de winkel komen staat hij de klanten te woord en helpt hij de klanten. Aan het einde van de dag zorgt hij ervoor dat de winkel schoon en netjes is.
Welke taak hoort bij de "voorbereiding" van zijn werkzaamheden?
A
De stoep vegen
B
Klanten te woord staan
C
Klanten helpen
D
De winkel schoonmaken

Slide 8 - Quiz

Bij welk onderdeel van een goede werkhouding hoort de volgende zin: "Jim laat zich niet afleiden door zijn telefoon"
A
Werk geconcentreerd
B
Werk in het juiste werktempo
C
Werk nauwkeurig
D
Werk netjes

Slide 9 - Quiz

Feedback geeft alleen informatie over dingen die niet goed gaan
A
Juist
B
Niet juist

Slide 10 - Quiz

Je kunt ook ongevraagd feedback krijgen
A
Juist
B
Niet juist

Slide 11 - Quiz

Welke tips over het ontvangen van feedback is juist?
A
Als je boos wordt, laat dit dan merken aan de ander
B
Verdedig jezelf als je onterechte feedback krijgt
C
Val de ander aan wanneer je feedback ontvangt
D
Vraag om uitleg als je de feedback niet begrijpt

Slide 12 - Quiz

Wat betekent reflecteren?
A
Kritisch kijken naar het gedrag van anderen
B
Op de juiste manier feedback geven
C
Taken altijd op dezelfde manier uitvoeren
D
Terugkijken op eigen ervaringen om daarvan te leren

Slide 13 - Quiz