H7 7..1 en 7.2 Twee Geloven en Sociale Institutie

7.1 en 7.2
Twee geloven in een rijk
Sociale Institutie
Welkom
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

7.1 en 7.2
Twee geloven in een rijk
Sociale Institutie
Welkom

Slide 1 - Diapositive

Het vermogen om .............................. in te zetten om

te bereiken en de                       van anderen te 
MACHT
1
2
3
4
handelingsmogelijkheden
bepaalde doelstellingen
hulpbronnen
beperken of te vergroten

Slide 2 - Question de remorquage

4

Slide 3 - Vidéo

00:40
Dit noemen we ook wel
A
geweldsmonopolie
B
belastingmonopolie
C
toeslagenaffaire
D
staatsvorming

Slide 4 - Quiz

01:03
Verdeeldheid (over wat dan ook) is een bedreiging voor
A
de cohesie in het rijk
B
rationalisering
C
staatsvorming
D
cultuur

Slide 5 - Quiz

01:55
Waarom leidde het idee van één godsdienst niet tot cohesie maar tot conflict?
A
omdat men geen belasting wilde betalen.
B
men was tegen het gewelds- en belastingsmonopolie
C
omdat men vond dat je niet katholiek maar protestant moest zijn.
D
omdat men godsdienstvrijheid belangrijker vond

Slide 6 - Quiz

03:07
natievorming vooruitblik naar 7.4

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Veranderingen zijn lastig en gaan langzaam

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Lees, vat samen en maak 7.1 en 7.2

Slide 11 - Diapositive

EINDE

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

7.1 Opdracht 4
1. Politieke binding: de macht van de koning gaat zo ver dat ze mensen konden dwingen zich aan de regels te houden. Het eigenbelang van onderdanen kon aan de kant worden geschoven door het gewelds- en belastingsmonopolie.
Sociale binding: Mensen voelen zich bijvoorbeeld verbonden omdat ze (naar vrije keuze) dezelfde godsdienst beleden.
 Ze voelden zich een groep en lid van een gemeenschap.
Politieke binding is meer opgelegd, sociale binding komt vanuit de mensen zelf doordat ze zich zelf verbonden voelen met een groep.

Slide 15 - Diapositive

2. Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
Mensen die dezelfde religie hebben zien daarin overeenkomsten met elkaar en voelen zich daardoor met elkaar verbonden. Vorsten zoals Karel wilden daar gebruik van maken door een geloof op te leggen dat iedereen dan zou hebben. Dat werkte niet omdat bij geloof de eigen keuze ook belangrijk is.  

Slide 16 - Diapositive

Dat erkende Karel niet. Daardoor kwam hij tegenover groepen te staan die kozen voor een andere religie en hun binding was voor hem te sterk en zo  konden zij hun onafhankelijkheid doordrukken.

Slide 17 - Diapositive

3. De vrede van Augsburg
B omdat de Vorsten van die staten dan zelf in hun rijk de religie van hun onderdanen konden bepalen.
C omdat men in Nederland juist van mening was dat religie een persoonlijke keuze was. De ene religie was niet beter dan de andere in politieke zin.
D men voelde zich verbonden voor het maken van een eigen keuze. Doordat iedereen dat mocht was je toch lid van een groep die dat als uitgangspunt had.
E in het plakkaat van Verlatinge

Slide 18 - Diapositive

4. Nu men niet gezamenlijk tegen de vijand, de koning van Spanje hoefde op te treden werden interne verschillen zichtbaar en had men tijd om zich daarmee bezig te houden, met conflicten tot gevolg.

Slide 19 - Diapositive

7.2 Opdracht 8
1. De lijm in de samenleving was het verzet tegen de koning van Spanje. Nu die lijm wegviel, viel ook de bevolking in de Nederlanden in verschillende groepen uiteen.
2. Ja dat kan. Wanneer een groep zich heel sterk op elkaar betrokken voelt, is de neiging om anderen uit te sluiten heel groot. Conflicten liggen dan in de grotere groep op de loer omdat men vindt dat andere groepen er niet bijhoren.

Slide 20 - Diapositive

3. Het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.
Omdat mensen deze voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen via socialisatie van mensen met wie ze dus een affectieve binding hebben, hebben verworven, zullen ze deze zaken dus hoog schatten en niet zomaar opgeven.

Slide 21 - Diapositive

4. er is een groep die in hun eigen cultuur geen homo’s wil zien, dat past niet bij hun waarden en normen en die dus ook mensen die zich daaraan niet houden afrossen (conflict). Zij vinden homo’s niet bij de groep horen en voelen geen binding met hen.
5. doordat mensen zelf een uitdrukkingsvorm overnemen, dus hand in hand lopen met iemand van hetzelfde geslacht imiteren ze de homo en vormen een groep om hen heen waarbij ze aangeven dat het gewoon moet kunnen. De binding tussen homo’s en sympathisanten wordt groter

Slide 22 - Diapositive

6. Via socialisatie kan worden aangeleerd dat men mensen met rust laat ook als die zich aan andere groepsnormen houden dan die van jezelf. Dat je wordt aangeleerd dat mensen rechten hebben en met rust gelaten horen te worden. Het idee dat mensen een relatie kunnen hebben met iemand van hetzelfde geslacht moet gewoon tot de sociale instituties van het land gaan behoren en niet als iets bijzonders beschouwd worden. (geformaliseerde regel)

Slide 23 - Diapositive


7. het aantal meldingen stijgt en de laatste jaren nog sterker. Mogelijk komt het meer voor, maar Men durft nu ook meer aangifte te doen.








Slide 24 - Diapositive