H1 Paragraaf 1.3
1 / 39
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Het Tijdvak van Jagers en Boeren gaat over de periode ...
A
tot 10.000 v. Chr.
B
tot 3000 v. Chr.
C
3000 v. Chr. - 1 v. Chr
D
3000 v. Chr. - 500 n. Chr.
Slide 4 - Quiz
Welk kenmerk hoort NIET bij de leefwijze van jagers-verzamelaars?
A
Het jagen op dieren
B
Het verzamelen van eetbare planten
C
het verbouwen van gewassen (landbouw)
D
Het maken van stenen werktuigen
Slide 5 - Quiz
Welke bron komt uit de prehistorie?
A
stenen bijl
B
grottekening
C
stenen pijlpunt
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 6 - Quiz
Hoe weten wij zoveel over de tijd van de jagers en verzamelaars?
A
Er zijn veel verhalen uit die tijd doorverteld.
B
De mensen uit die tijd hebben alles opgeschreven.
C
Archeologen hebben dingen uit die tijd opgegraven en bestudeerd.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 7 - Quiz
Personen die rondtrekken en geen vaste woon- of verblijfplaats hebben noemen we ook wel?
Slide 8 - Question ouverte
Prehistorie is...........
A
de tijd waaruit we geen geschreven bronnen hebben.
B
de tijd waaruit we geschreven bronnen hebben.
Slide 9 - Quiz
Prehistorie is...........
A
de tijd van jagers en verzamelaars.
B
de tijd van de eerste boeren.
Slide 10 - Quiz
De landbouwsamenleving is ontstaan door de landbouwrevolutie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Revolutie
A
manier om aan voedsel te komen
B
eerste historische periode
C
geld dat je uitgeeft
D
een grote, belangrijke verandering
Slide 12 - Quiz
Jagen en verzamelen
Veel verplaatsen naar een andere plek
Akkerbouw en veeteelt
Op één plek
Slide 13 - Question de remorquage
Mensen die voor zichzelf zorgen en van niemand
afhankelijk zijn. Zulke mensen zijn........
afhankelijk zijn. Zulke mensen zijn........
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Wat heb jij nodig om goed te kunnen leven?
Slide 17 - Carte mentale
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Welk antwoord hoort bij slechte levensomstandigheden?
A
dagelijks in de file staan
B
één auto per gezin
C
kinderen gaan niet naar school
D
ziekenhuis in een andere stad
Slide 32 - Quiz
Sleep naar de juiste plek
In rijke landen hebben mensen meer dan genoeg geld voor hun basisbehoeften.
In rijke landen is veel rijkdom of
In arme landen is veel
Deze mensen hebben niet genoeg geld voor hun
welvaart
basisbehoeften
armoede
Slide 33 - Question de remorquage
Als je niet genoeg geld hebt voor de basisbehoeften, leef je in armoede en in slechte ...
A
gezondheidszorg
B
economie
C
welvaart
D
levensomstandigheden
Slide 34 - Quiz
Welvaart gaat om de levensomstandigheden van een land.
A
Juist
B
Onjuist
