Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
4H_Formuleren_3onjuistverwijzen
Formuleren (3)
4 havo
1 / 18
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Cette leçon contient
18 diapositives
, avec
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Formuleren (3)
4 havo
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het einde van de les:
- Weet je wat een antecedent is
- Weet je de regels voor het gebruik van verwijswoorden
- Kun je onduidelijke/foute verwijzingen herkennen en verbeteren
Slide 2 - Diapositive
Herhaling dubbelop
Slide 3 - Diapositive
Formuleren: dubbelop
Iets wordt op de een of andere manier twee keer gezegd
Onjuiste herhaling
Tautologie
Pleonasme
Contaminatie
Dubbele ontkenning
Slide 4 - Diapositive
Nakijken Formuleren opdr. 2
1 Waarschijnlijk + vermoedelijk = 1.2 tautologie
Verbetering: laat ‘vermoedelijk’ weg.
2 ontmoedigt + niet op de bank zetten = 1.5 dubbele ontkenning
Verbetering: laat ‘niet langer’ weg.
3 achteraf een evaluatie = 1.3 pleonasme
Verbetering: laat ‘achteraf’ weg.
4 naar + naar = 1.1 onjuiste herhaling
Verbetering: laat het tweede ‘naar’ weg.
5 raadde … af + geen = 1.5 dubbele ontkenning
Verbetering: laat ‘geen’ weg.
Slide 5 - Diapositive
Nakijken Formuleren opdr. 2
6 je + bedenken = 1.4 contaminatie
Verbetering: ‘je realiseren’ of ‘bedenken’.
7 van + van = 1.1 onjuiste herhaling
Verbetering: laat het tweede ‘van’ weg.
8 Plotseling + ineens = 1.2 tautologie
Verbetering: laat ‘ineens’ weg.
9 rekenschap houden met = 1.4 contaminatie
Verbetering: ‘rekenschap’ wordt ‘rekening’; vermenging van ‘rekening houden met’ en ‘(zich) rekenschap geven van’.
10 stomme sufferd = 1.3 pleonasme;
Verbetering: laat ‘stomme’ weg.
Slide 6 - Diapositive
Fouten met verwijswoorden
Verwijswoord =
een woord dat vooruit of terug wijst naar een woord verderop of naar een eerder genoemd woord.
Antecedent
=
een woord, woordgroep of zin waarop het verwijswoord terugslaat
Slide 7 - Diapositive
Fouten met verwijswoorden
De man waarop ik wachtte, droeg een hoed.
Het meisje die daar staat, is heel aardig.
Welke verwijswoorden zijn fout?
Slide 8 - Diapositive
Fouten met verwijswoorden
Belangrijk bij het gebruik van verwijswoorden:
Gebruik van het juiste verwijswoord
Duidelijk waarnaar het verwijswoord verwijst (wat het antecedent is)
Twee soorten fouten met verwijswoorden:
2.1 gebruik van een onjuist verwijswoord
2.2 onduidelijk verwijzen
Slide 9 - Diapositive
Verschillende verwijswoorden
1. hij/zij/ze; hem/haar; zijn/haar:
mannelijke woorden – de-woorden – (m) – hij/zijn/hem
vrouwelijke woorden – de-woorden – (v) – zij/ze/haar
onzijdige woorden – het-woorden – (o) – het/zijn
2. die/dat; deze/dit:
de-woorden – die/deze
het-woorden – dat/dit
Slide 10 - Diapositive
Verschillende verwijswoorden
3. hen/hun:
hen als lijdend voorwerp (lv)
Ik neem hen mee naar het museum
hen
na
een voorzetsel
Aan hen geef ik toestemming om…
hun als meewerkend voorwerp (mv)
Ik geef hun toestemming om…
Slide 11 - Diapositive
Verschillende verwijswoorden
3. hen/hun:
hun
NOOIT als onderwerp (ow)
Hun zitten de hele tijd te kletsen. = fout
een verzameling personen is nooit meervoud
Deze groep leerlingen is
haar
boek vergeten.
Slide 12 - Diapositive
Verschillende verwijswoorden
4. dat/wat
* dat – het-woord
* wat –
onbepaald vnw. (alles, iets, niets, het enige)
Iets
wat
ik belangrijk vind, is…
overtreffende trap
Het leukste
wat
ik meemaakte, was…
een hele zin
Het regende de hele dag
,
wat
erg vervelend was.
Slide 13 - Diapositive
Verschillende verwijswoorden
5. wie/waar
*
wie – bij personen
de man op wie ik wacht
de vrouw met wie ik samenwerk
*
waar – bij zaken
de vakantie waarop ik mij verheugde
het mes waarmee ik mijn brood smeer
Slide 14 - Diapositive
Verschillende verwijswoorden
5. wie/waar
*
wie – bij personen
de man
op wie
ik wacht
de vrouw
met wie
ik samenwerk
*
waar – bij zaken
de vakantie
waarop
ik mij verheugde
het mes
waarmee
ik mijn brood smeer
Slide 15 - Diapositive
Onduidelijk verwijzen
2.2 Onduidelijk Verwijzen:
Geen antecedent
–
het woord waarnaar verwezen wordt, staat niet in de tekst. Bijvoorbeeld:
Aaf en Ben hebben deze chaos veroorzaakt.
Onduidelijk wat het juiste antecedent is
– meerdere antecedenten zijn mogelijk. Bijvoorbeeld:
De gymleraar vroeg aan Kees of hij de bal uit de bosjes wilde halen die hij er zojuist had ingeschopt.
Slide 16 - Diapositive
Huiswerk
NN Cursus Formuleren
Maak opdr. 4 t/m 9 --> zin 1 t/m 5 blz. 214-215.
Lees bij elke oefening zorgvuldig wat je moet doen.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
P1_10_Formuleren_2hhdubbelop
Septembre 2023
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Di 28 nov Taalfouten
Novembre 2023
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
Uitleg Formuleren 0: De standaardfoutenlijst
Septembre 2021
- Leçon avec
16 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H4 Formuleren les 2 - dubbelop
Novembre 2020
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
4V Formuleren: dubbelop en verwijsfouten
Avril 2020
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
H7 Ed.6 Formuleren 1 Dubbelop - vijf vormen van fouten
Novembre 2023
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4H_Formuleren_4hhdubbelop_onjuistverwijzen
Janvier 2021
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
dubbelop - verwijswoorden - congruentie
Mai 2024
- Leçon avec
45 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4