HV1a Fictie 8 en 9

Welkom V1T
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom V1T

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerdoelencheck/ Grammatica 20
  3. Fictie 8 en 9
  4.  Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 3 - Diapositive

Fictie 
Met fictie worden verzonnen verhalen bedoeld. Ze zijn bedacht door een verteller of schrijver en hebben als doel om je te vermaken.

Slide 4 - Diapositive

Realistische fictie en niet-realistische fictie
Realistische fictie: is verzonnen, maar kan in werkelijkheid wel echt gebeuren. Voorbeeld: "Oorlogswinter"

Niet-realistische fictie: kan in werkelijkheid niet gebeuren. Voorbeeld: "Harry Potter"

Slide 5 - Diapositive


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 6 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 7 - Quiz

Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 8 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie
C
realistische fictie
D
niet realistische fictie

Slide 9 - Quiz

Opdracht
Lees blz. 36 en maak opdr 9 t/m 14. Voor deze opdrachten heb je 15 minuten. Je mag zachtjes overleggen met je buur. Ben je klaar, ga verder lezen in je leesboek.

Slide 10 - Diapositive

Antwoorden bespreken
Opdracht 9 t/m 14 klassikaal bespreken

14 
a Bijvoorbeeld: Je kunt het zien als realistische fictie, omdat het wel mogelijk zou kunnen zijn. De technologie is er: organen en ledematen kunnen uit mensen gehaald worden en gebruikt worden bij andere mensen. De wet staat het niet toe, maar wetten kunnen veranderd worden.

b Bijvoorbeeld: Dit is niet-realistische fictie, omdat het nooit toegestaan zou worden dat gezonde kinderen worden gebruikt als orgaandonor, enkel omdat ze lastig of ongewenst zijn.

Slide 11 - Diapositive

Genres
Bij leesboeken kun je verschillende verhaalsoorten onderscheiden. Deze verhaalsoorten worden ook wel genres genoemd.

Slide 12 - Diapositive

Genres
In de bibliotheek kun je vaak aan het rugetiket van het boek zien tot welke genre deze behoort. Je ziet bijvoorbeeld de afbeeldingen zoals hier rechts.

Sommige boeken kunnen wel bij twee soorten genres horen.
Bijvoorbeeld de Donald Duck. Dit zou je een dierenverhaal, maar ook een humoristisch verhaal kunnen noemen 

Slide 13 - Diapositive

Genres herkennen
  • Detective – oplossen van een misdaad

  • Griezelverhaal – enge dingen en vreemde wezens

  • Psychologisch verhaal – nadruk op innerlijk van personage

  • Sciencefiction – in toekomst of in ruimte (niet realistisch)

Slide 14 - Diapositive

Genres
Wat voor soort verhaal/boek ben je aan het lezen?

Slide 15 - Diapositive

Leg uit wat bedoeld wordt met het woord genres.
A
Een tijdssprong in het verhaal
B
een mening
C
een boordelingswoord
D
een bepaald soort boek

Slide 16 - Quiz

soort verhaal, bijv. een griezelverhaal of verhaal over geschiedenis.
je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt
de personen in een verhaal maken dingen mee die in het echt ook kunnen gebeuren
Realistisch
Inleven
Genre

Slide 17 - Question de remorquage

Welke genres ken je?

Slide 18 - Question ouverte

Opdrachten
Lees blz. 38 en maak opdr 1 t/m 3. Voor deze opdrachten heb je 10 minuten. Je mag zachtjes overleggen met je buur. Ben je klaar, ga verder lezen in je leesboek.

Slide 19 - Diapositive

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: maken opdr. 5 t/m 9 en 9 (p. 41) + leren p. 38
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift en LAPTOP
  • Programma: Fictie 9 en 22

Slide 20 - Diapositive