Oefenvragen Mens en Milieu

Mens en Milieu
Verwerkingsvragen bs 1 tm 7
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Mens en Milieu
Verwerkingsvragen bs 1 tm 7

Slide 1 - Diapositive

Basisstof 1
De mens en het milieu

Slide 2 - Diapositive

Mensen zijn op verschillende manieren afhankelijk van het milieu.
1 Vul de zinnen aan. Kies uit:                                   .

 


De                                                              die wij inademen, zit in de lucht.

 Het                                                           dat wij drinken, komt uit de grond.

 Ons                                                          maken we van planten en dieren.

 De                                                            wij gebruiken, halen we uit brandstoffen.


energie
voedsel
water
zuurstof

Slide 3 - Question de remorquage

Nonnetjes slachtoffer van klimaatverandering
De schelpen waar de Nederlandse stranden mee bezaaid liggen, zijn meestal afkomstig van nonnetjes. Nonnetjes zijn weekdieren die in de Waddenzee voorkomen. Ze leven in de zeebodem, waar ze zich een aantal centimeters in het zand ingraven. Ze leven van algen. Met hun zuigbuisje filteren ze kleine algen uit het water , maar wanneer er weinig algen zijn, gebruikt het dier het zuigbuisje om algen van de bodem te zuigen (zie de afbeelding, rechts). Dit laatste wordt grazen genoemd.

Slide 4 - Diapositive



In de winter zijn er niet veel algen. Nonnetjes planten zich voort als de temperatuur van het water is opgelopen tot 8 à 9 °C. Het overleven van de nonnetjeslarven is sterk afhankelijk van de hoeveelheid aanwezige algen. De toename van het aantal algen wordt bepaald door de hoeveelheid licht en hangt voornamelijk af van de daglengte. Door de opwarming van de aarde komen er vaker zachte winters voor. Klimaatverandering kan in Nederland zo leiden tot een afname van de overlevingskansen voor de nonnetjes.

Slide 5 - Diapositive

vragen
1. Hoe noemen we het verschijnsel dat de opwarming van de aarde veroorzaakt?
2. Welke verandering in samenstelling van de atmosfeer draagt bij aan deze klimaatverandering?

Slide 6 - Diapositive

Welke van de volgende uitspraken vormt een deel van de verklaring van de afname van de overlevingskansen voor de nonnetjes?

Slide 7 - Diapositive

Staat in de volgende zin een oorzaak of een gevolg van een milieuprobleem?

‘De prijs van grondstoffen stijgt snel.'
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 8 - Quiz

Is het verdwijnen van natuurlijke ecosystemen door ontbossing (zie de afbeelding) een oorzaak of een gevolg van een milieuprobleem?
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 9 - Quiz

Voor het verkeer heeft de regering in de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen.
Een aantal van deze maatregelen is:
1 de belasting op energiezuinige auto’s verminderen;
2 geluidsschermen langs snelwegen plaatsen;
3 het openbaar vervoer stimuleren;
4 het wegennet uitbreiden.

Welke van deze maatregelen bevorderen duurzame ontwikkeling?
A
maatregel 1 en 3
B
maatregel 2 en 4
C
maatregel 1, 2 en 3
D
alle genoemde maatregelen

Slide 10 - Quiz

Vier verschijnselen zijn:
A:     Noordoost-Brazilië wordt regelmatig geteisterd door overstromingen.
B:     De woestijn  groeit iedere dag met ruim 20 km2.
C:     Er verdwijnt erfelijke informatie doordat het aantal soorten planten en dieren afneemt.
D:     Op het eiland Borneo in Indonesië verdwijnt het leefgebied van de orang-oetang en de Aziatische bosolifant.

Vraag:   Welk(e) van deze verschijnselen kan (kunnen) worden veroorzaakt door het kappen van tropisch regenwoud en van andere bossen?

Slide 11 - Diapositive

Basisstof 2

Slide 12 - Diapositive


Onkruid kan worden bestreden met chemische middelen, zogenoemde herbiciden. Deze middelen zijn duur en veroorzaken vervuiling van bodem en water.
Noem nog twee andere nadelen van het gebruik van herbiciden.


Slide 13 - Question ouverte

Vruchtwisseling
De akkerbouwer doet aan vruchtwisseling. Dit jaar staat er prei op zijn land. Volgend jaar wil hij een ander gewas op zijn akker zetten. Hij denkt erover om witlof te planten. Witlof is gevoelig voor een schimmelziekte (sclerotina) die ook voorkomt bij peulvruchten en bladgroenten zoals prei.
Is het verstandig van de akkerbouwer om volgend jaar witlof te planten? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Diapositive

Wetenschappers hebben gerijpte eicellen van een poes in een kunstmatige omgeving bevrucht met sperma van een kater. De embryo’s zijn op het juiste moment bij de poes teruggeplaatst. Na een tijdje werden de kittens geboren.

Hoe heet deze manier van  vruchtbaarheidsbehandeling?
Wat kun je zeggen over het genotype van deze kittens?

In-vitrofertilisatie (ivf). -  Kunstmatige inseminatie (ki). - Veredeling.

Slide 15 - Diapositive

Accumulatie - zet in de juiste volgorde
a Bomen worden besproeid met insecticide.
b Kevers beschadigen bomen door een virus te verspreiden.
c Kleine vogels eten regenwormen.
d Regenwormen eten van de boom gevallen bladeren.
e Roofvogels eten kleine vogels.
f Roofvogels worden vergiftigd door insecticide.

Slide 16 - Diapositive

Hoofdstuk 3
Mens en milieu

Paragraaf 3
Landbouw in Nederland

Slide 17 - Diapositive

Noem 2 kenmerken van monoculturen

Slide 18 - Question ouverte

Mest
 De Nederlandse overheid en landbouwers vinden de aantasting van ons milieu door mest een probleem. Er zijn maatregelen genomen die de hoeveelheid mest en de schade veroorzaakt door mest, kunnen verminderen. Voor veehouderijen gelden onder andere de volgende maatregelen:
Waarom  is het verboden mest op het land te brengen als er sneeuw ligt of het land bevroren is en waarom is het  verboden om mest uit te rijden langs waterkanten.

Slide 19 - Diapositive

Wat gebeurt er met de smaak van de
kaas als koeien in de stal voer krijgen?

Slide 20 - Question ouverte

Waarom is dat voor een bedrijf een goede reden om de koeien binnen te houden?

Slide 21 - Question ouverte

Mineralen boekhouding
Wat verstaan we onder de mineralen boekhouding?

Slide 22 - Diapositive

mens en milieu bs 4

Slide 23 - Diapositive

Wat zijn aardgas en aardolie voor soort brandstoffen?

Slide 24 - Question ouverte

Zo nu en dan gebeurt er een ongeluk met een kerncentrale. Er is dan veel gevaar voor de mensen en dieren die in de omgeving wonen. Wat is het grootste gevaar bij een ongeluk met een kerncentrale?

Slide 25 - Question ouverte

Nederland heeft veel rivieren, meren en ander oppervlaktewater. Toch wordt in Nederland weinig energie opgewekt met behulp van waterkracht. Waarom wordt in Nederland weinig energie opgewekt met behulp van waterkracht?

Slide 26 - Question ouverte

Door klimaatverandering smelt het ijs op de gletsjers en de poolkappen. Kan dat gevolgen hebben voor Nederland?
A
Ja, want het water van de Noordzee stijgt hierdoor
B
Ja, want daardoor komt Nederland hoger te liggen
C
Nee, want in Nederland zijn geen gletsjers en
D
Nee, want Nederland ligt niet in de buurt van de polen

Slide 27 - Quiz

bs 5 het klimaat

Slide 28 - Diapositive

Leg uit op welke manier de industrie een van de veroorzakers is van versterking van het broeikaseffect. Gebruik in je antwoord in ieder geval de volgende woorden: broeikasgas, dampkring, fossiele brandstof.

Slide 29 - Question ouverte

Wat is een oorzaak van het versterkte broeikaseffect
A
Verbranding fossiele brandstoffen
B
Duurzame energie
C
Spuitbussen

Slide 30 - Quiz

bs 3.6 het water

Slide 31 - Diapositive

De algenkwekers zorgen ervoor dat er geen varkensmest in de sloten rondom de boerderij terechtkomt. Door te veel mineralen in het slootwater, kunnen algen en sommige andere waterplanten in de sloot zich snel vermenigvuldigen. Hoe noem je die sterke toename van waterplanten?
A
Vermesting
B
Waterbloei.
C
Zelfreinigend vermogen.

Slide 32 - Quiz

Als er te veel mineralen in het slootwater terechtkomen, wordt het water helemaal groen en troebel door de algen. Er kan dan steeds minder licht in het water doordringen. Een van de gevolgen is dat na een tijdje veel soorten waterplanten minder goed groeien en sterven. Dat geldt vooral voor planten die een stuk onder het wateroppervlak groeien.
Leg uit waardoor vooral deze soorten waterplanten minder goed groeien en uiteindelijk sterven.

Slide 33 - Question ouverte

Door de aanwezigheid van cadmium en kwik in het water neemt het zelfreinigend vermogen van het water af. Hoe kan dat?
A
Algen groeien heel snel door de aanwezigheid van zware metalen. Dat veroorzaakt waterbloei.
B
Reducenten kunnen zware metalen niet afbreken, maar gaan eraan dood.
C
Reducenten verbruiken veel zuurstof bij de afbraak van zware metalen. Daardoor neemt het zelfreinigend vermogen af.

Slide 34 - Quiz

Als het heel hard regent, kan het riool de hoeveelheid water soms niet aan. Het water uit het riool stroomt dan straten, huizen en tuinen in.
Is dit een bedreiging voor de gezondheid van mensen?
A
Ja, omdat op deze manier zware metalen in het grondwater en oppervlaktewater kunnen komen.
B
Ja, omdat er in dat water bacteriën en virussen kunnen zitten die gevaarlijk zijn voor mensen.
C
Nee, omdat dit water bij rioolwaterzuiveringsbedrijven al is schoongemaakt.

Slide 35 - Quiz

bs 3.7 uitstoot en afval

Slide 36 - Diapositive

Bij afvalverwerking blijft in bezinktanks rioolslib achter.
Waarom mag dat rioolslib niet worden gebruikt als aarde voor tuinen en moestuinen?

Slide 37 - Question ouverte

Noem een voorbeeld van recyclen

Slide 38 - Question ouverte

Bij het bouwen van nieuwe huizen blijkt soms dat de grond ernstig vervuild is. De grond moet dan eerst worden vervangen voordat er mag worden gebouwd.
Hoe heet het weghalen van vervuilde grond?

Slide 39 - Question ouverte

Hoe werken enzymen? Zet in de juiste volgorde.
enzym knipt voedingsstof in tweeën
enzym bindt aan voedingsstof
enzym laat los
voedingsstof is (deels) afgebroken

Slide 40 - Question de remorquage

 Lang verhitten op 100 graden C
Kort verhitten op 72 graden Celcius
Gebruik maken van zout,  azijn of suiker.
Lucht dicht, zonder zuurtof, verpakken
Bewaren onder -12 graden C
Zo veel mogelijk water er uit halen
Steriliseren 
Invriezen
Drogen
Vacuüm verpakken
Conserveren
Pasteuriseren

Slide 41 - Question de remorquage